Argonautae - Ἀργοναῦται, Iāson en zijne metgezellen, die met het schip Argo naar Aea voeren, om het gouden vlies terug te halen, dat daar door Phrixus in een woud van Ares was opgehangen. Ofschoon de sage van den Argonautentocht bij de Minyers ontstaan is, was hare groote vermaardheid oorzaak, dat in verloop van tijd de meeste helden die in dien tijd geleefd konden hebben, ook uit andere grieksche stammen, onder de vijftig deelnemers aan den tocht geteld werden, o.a. Heracles, Castor en Polydeuces, Peleus, Theseus, Tydeus, Meleager, Orpheus.
De Argonauten stonden onder de bizondere bescherming van Hera en Athēna; zij bereikten dan ook hun doel, in weerwil van vele gevaren en avonturen. De heenreis gaat van Iolcus over Lemnus, door den Hellespont, langs Cyzicus, door de Symplegadische rotsen en verder langs de kust van de Zwarte zee; op de terugreis werd v.s. dezelfde weg genomen; doch volgens de meeste verhalen werd het schip door storm op een verkeerden weg gedreven en kwamen de reizigers eerst na lange omzwervingen in Iolcus terug. Er is dan ook bijna geen land, of de Argonauten zijn er volgens een of ander verhaal geweest, zelfs zouden zij in twaalf dagen door de libysche woestijn getrokken zijn, terwijl zij het schip Argo op hunne schouders droegen; ook bezochten zij Circe, voeren voorbij de Sirenen, Scylla en Charybdis, enz.—Men gelooft dat de sage van den Argonautentocht, die zeer oud is, herinneringen bevat aan de vroegste zeetochten, die door de Minyers, een zeevarend volk, ten behoeve van handel en kolonisatie werden ondernomen.