Archilochus - Ἀρχίλοχος, van Parus, bloeide omstreeks 650. In zijn jeugd leefde hij grootendeels op Thasus, waarheen zijn voorvader Telesicles eene kolonie gebracht had. Zijn later leven bracht hij meestal in armoede onder allerlei avonturen en onaangenaamheden in vreemden krijgsdienst door.
Later keerde hij echter naar zijn vaderland terug en sneuvelde hij in een gevecht tegen de Naxiërs. Arch. kan als de eigenlijke schepper der iambische poëzie beschouwd worden, hij was de uitvinder van den iambischen trimeter en van verscheiden andere metra, en voerde ook een nieuwe wijze van voordragen in. Onrustig en prikkelbaar van aard, leefde hij met zijne tijdgenooten op gespannen voet, en zeide hij hun in zijne hekeldichten, menigmaal met groote bitterheid, harde waarheden.
Vooral de familie van Lycambes, die zijne dochter Neobūle aan Arch. tot vrouw beloofd, maar later zijn woord gebroken had, werd zoo zonder genade door hem bespot en gehoond, dat zij, naar men zegt, zich allen uit schaamte en wanhoop ophingen. Van de gedichten van Arch., die door de ouden zeer hoog geschat werden en die Horatius meermalen nagevolgd heeft, zijn slechts weinige fragmenten bewaard gebleven.