Aesōpus - Αἴσωπος, grieksch fabeldichter, tijdgenoot van Solon, een mismaakte dwerg, in Thracië of Phrygië geboren. Hij diende als slaaf verschillende heeren, doch kreeg later de vrijheid en ging reizen.
Zoo kwam hij o. a. ook bij Croesus, die hem met eene zending naar Delphi belastte, waar hij wegens godslastering van een rots geworpen werd. Wegens dezen moord werden de Delphiërs door allerlei rampen getroffen.
De meeste berichten over Aes. komen echter eerst bij late schrijvers voor en verdienen weinig geloof, zelfs twijfelt men of hij inderdaad bestaan heeft; zeker zullen de fabels, die zijn naam dragen (μῦθοι of λόγοι Αἰσώπειοι), en die wegens hunne lessen van praktische levenswijsheid zeer populair waren, niet alle van hem afkomstig zijn. Deze fabels waren oorspronkelijk in proza geschreven, maar werden later meermalen in verzen omgezet, o. a. hield Socrates zich in de gevangenis met zulk een omzetting bezig.
Dientengevolge is het zeer onzeker, hoeveel van den oorspronkelijken vorm nog over is in de bewerkingen, die wij nu nog er van hebben. De voornaamste bewerkingen in dichtvorm zijn van Phaedrus (z. a.), Babrius (z. a.) en Avianus (z. a.).
Aesōpus (Claudius), beroemd tooneelspeler ten tijde van Cicero, die veel van hem leerde wat voordracht betreft. In 55 verloor hij, bij de inwijding van het theatrum Pompei onder het spelen op eenmaal zijn stem.
Hij liet een groot vermogen na, dat door zijn zoon spoedig werd doorgebracht.