Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Aeschines

betekenis & definitie

Aeschines - Αἰσχίνης, 1) Athener, een zoon van arme ouders, leefde zelf ook voortdurend in groote armoede, maar was een ijverig leerling van Socrates en voorstander van diens leer, die hij in zeven, bijna geheel verloren gegane, dialogen nader trachtte te ontwikkelen. Na Socrates’ dood leefde hij eenigen tijd aan het hof van Dionysius van Syracuse, maar na diens val (356) keerde hij naar Athene terug, waar hij zich bezighield met het geven van onderwijs en het schrijven van pleitredenen.—2) Athener, geb. omstreeks 390.

Zijne ouders Atromētus en Glaucothea waren menschen van geringen stand en Aesch. werd slechts met moeite onder de burgers opgenomen. Hij begon zijn loopbaan als klerk (γραμματεύς) bij Aristophon en Eubūlus, trad later zonder bijval te vinden als tooneelspeler (tritagonist) op, en nam deel aan de veldslagen bij Mantinēa en Tamynae.

Spoedig trad hij ook als redenaar op; door zijn groote welsprekendheid speelde hij sedert dien tijd in de politiek eene voorname rol als hoofd der vredespartij en tegenstander van Demosthenes. Toen hij namelijk in 347 met Demosthenes e.a. als gezant gezonden was om met Philippus over vrede te onderhandelen, wist deze hem door zijn innemend gedrag voor zich te winnen, en reeds dadelijk bij het tweede gezantschap, dat Philippus den vrede moest laten bezweren was Aesch. door zijn talmen de oorzaak, dat Philippus, voordat de eeden afgelegd waren, zich verscheiden belangrijke voordeelen wist te verzekeren.

Hierom door Demosthenes en Timarchus aangeklaagd, bracht hij eerst een tegenaanklacht tegen Timarchus in, die wegens onzedelijkheid veroordeeld werd en dus onbevoegd werd als aanklager op te treden, maar Demosthenes nam de aanklacht weder op en Aeschines’ redevoering (περὶ παραπρεσβείας), schijnt de rechters niet volkomen van zijn onschuld overtuigd te hebben; toch werd hij, mede door den invloed van Eubūlus, vrijgesproken (343). Later (339) gaf Aesch. door zijn gedrag als afgezant bij de vergadering der Amphictyonen (πυλαγόρας) aanleiding tot den tweeden heiligen oorlog, waarvan een gevolg was dat Philippus tot in het binnenste van Griekenland kon doordringen en door de overwinning bij Chaeronēa (338) aan Athene de macht kon ontnemen, hem in zijne verdere plannen tegen te werken.

Grievend was het voor Aesch. dat, in weerwil van zijn tegenstreven, aan Dem. het houden van de lijkrede over de in dien slag gevallenen werd opgedragen; nog iets ergers was hem vroeger gebeurd, toen het volk hem als vertegenwoordiger bij een geschil met Delus verkozen had, maar de Areopagus weigerde die keuze te bekrachtigen, omdat men aan zijne welgezindheid twijfelde. En toen in 336 zekere Ctesiphon het voorstel deed, dat Demosthenes wegens zijne verdiensten met een gouden krans vereerd zou worden, verzette Aesch. zich hiertegen als tegen een onwettig voorstel.

Door omstandigheden bleef de zaak tot 330 hangende; toen had het geluk der Macedoniërs en daarmee ook de invloed der macedonische partij te Athene zijn toppunt bereikt, en achtte Aesch. het oogenblik gekomen om eene beslissing uit te lokken in dit proces, dat in naam tegen Ctesiphon gericht was, maar waarvan de uitslag inderdaad een van de twee groote tegenstanders voor goed uit het openbare leven moest doen wijken.

En in weerwil van de voortreffelijke rede door Aesch. bij deze gelegenheid gehouden, behaalde Demosthenes, die als verdediger van Ctesiphon optrad, zulk eene schitterende overwinning, dat Aesch. een langer verblijf te Athene onmogelijk vond en zich naar Rhodus begaf, waar hij, naar men zegt, onderwijs in de welsprekendheid gaf en op 75-jarigen leeftijd stierf.

Als redenaar wordt Aesch. door de ouden zeer hoog geschat, zijne drie redevoeringen werden de Gratiën, zijne negen brieven de Muzen genoemd. De brieven zijn onecht, de redevoeringen zijn: 1º. κατὰ Τιμάρχου, 2º. περὶ παραπρεσβείας, 3º. κατὰ Κτησιφῶντος.—3) geb. te Neapolis, leefde omstreeks het einde der 2e eeuw als leeraar der academische wijsbegeerte te Athene.

< >