Slavenopstanden in Rome - De toestanden in Italië waren anders, vooral dan na de Tweede Punische Oorlog (219-202 v.C.). Met tienduizenden werden de bewoners van Sardinië en Epirus als slaven verkocht. De meesten kwamen op de grote latifundia terecht waar zij hun vroegere vrijheid niet konden vergeten. Soms was een klein voorval voldoende om een opstand tot uitbarsting te brengen. Daarbij waren er onder de slaven van Rome vele intelligente, zeer ontwikkelde en militair-vakkundige individuen, die in staat waren massa’s te leiden en soldaten aan te voeren, waardoor meer dan eens slavenopstanden tot ware oorlogen uitgroeiden. Dit gevaar werd nog groter, toen vele kloeke slaven in de gladiatorenscholen geleerd hadden met de wapens om te gaan.
In 196 v.C. beschreef Livius een opstand van latifundia-slaven in Etrurië. De opstand werd onderdrukt en de slaven werden aan het kruis genageld. In 185 v.C. brak een opstand los in Apulië en 7000 slaven kwamen in de mijnen terecht. In 135-132 v.C. groeide op Sicilië de opstand werkelijk tot een slavenoorlog uit. Onder leiding van Eunus roeiden zij de vrije bevolking van Enna, een stad in Centraal-Sicilië, uit. Hun aantal groeide aan tot 70.000 man. Zij bezetten Agrigentum en waren vrijwel meester van het eiland. Pas in 131 werden zij verslagen. Aan het einde van de 2e eeuw v.C. brak opnieuw een slavenoorlog op Sicilië uit; de beweging kreeg ook vaste voet in Zuid-Italië, omdat de slaven aldaar in massa wilden genieten van het senaatsbesluit om de vrijheid te verlenen aan degenen die als slaaf verkocht waren wegens niet-betaling van de belasting. Toen de praetor de uitvoering van het besluit opschortte, verkozen de slaven de vrijheid. Hun macht was zo groot dat zij herhaaldelijk de tegen hen uitgezonden legioenen versloegen. Pas na het sneuvelen van hun aanvoerder Anthenion in 101 v.C. werd de overwinning voor Rome mogelijk.
Het meest bekend is de slavenopstand onder leiding van Spartacus, die te Capua in 73 v.C. begon. Uit de gladiatorenschool aldaar ontsnapt, verzamelde hij in korte tijd bijna 100.000 slaven en bracht meer dan eens een verpletterende nederlaag toe aan de legioenen, die het moesten afleggen tegen de geoefende gladiatorenbenden en de op buit beluste slavenlegers. Spartacus bezette de Vesuvius, rukte naar het noorden op en breidde aan de voet van de Alpen zijn leger met Galliërs uit. Hij was ervan overtuigd dat de mannen, die hij aanvoerde, naar hun respectievelijke landstreken zouden terugkeren, doch zij verkozen hun plundertochten voort te zetten. Hun roofzucht had het gewonnen van hun vrijheidsliefde. Daarom besloot Spartacus zich naar het zuiden te begeven om vandaar met piratenschepen naar Sicilië over te steken en verder naar Africa. Bij Thurioi wachtte hij tevergeefs op de beloofde hulp. In 71 v.C. werd hij toen bij Petelia door Crassus en de uit Spanje teruggekeerde Pompeius verslagen en is er waarschijnlijk gesneuveld. Met de slavenopstand was het daarna spoedig afgelopen. Losse groepen werden gevangen genomen, gemarteld en de nog levende slaven langs de via Appia aan kruisen genageld. Op Sicilië duurde de opstand nog een tijdje voort, doch het ontbrak de opstandelingen aan een bekwaam leider.
Later is de behandeling van de slaven milder geworden, vrijlatingen kwamen veelvuldiger voor en van geregelde opstanden was er geen sprake meer.