Plebejers, Plebs - Alle Romeinse burgers, die geen patriciërs of hun clientes waren. Over de oorsprong is men het niet eens; ze zouden oorspronkelijk volledige burgerrechten genoten hebben, doch achteraf een groot deel daarvan hebben verloren; ze zouden zich van de groep van clientes losgemaakt hebben, b.v. bij het uitsterven van de gens van hun patronus; ofwel vormden de plebejers de oude bevolking uit de omgeving van Rome, en zouden ze, nadat ze onderworpen werden aan het patriciaat van de stad Rome, toch enkele rechten gekregen hebben enz. Wat ook hun oorsprong moge zijn, bij het begin van de Republiek waren de plebejers uitgesloten uit elk priestercollege, uit alle magistraturen en de senatus. De Twaalftafelenwet ontzegde hun het recht met een patricische te huwen. Ze maakten evenwel deel uit van de gentes (of vormden eigen plebejische gentes), de curiae en de tribus. Zij maakten deel uit van het leger en konden het tot tribunus militum brengen (zie Gens, Tribuni).
Bij het begin van de Republiek kenden de plebejers wel enige organisatie, vooral dan op familiaal vlak, een eigen eredienst, die van de Lares, en enkele rechten, o.a. het ius conubii (het recht om te huwen, maar niet met patriciërs), het ius commerci (het recht op bezit, verwerven van eigendom en het handeldrijven), het ius suffragii (het stemrecht, in het kader van de curiae en de tribus), doch niet het recht om tot een van de publieke ambten gekozen te worden.
Om tot het bezit van alle iura privata et publica te komen, hebben de plebejers met de patricii een eeuwenlange strijd geleverd, die in de eerste helft van de 3e eeuw v.C., nl. in 287, in hun voordeel werd beslecht. Althans in rechte, want in feite bleef het onderscheid bestaan. Om tot deze theoretische gelijkberechtiging te komen, hadden de plebejers zich verenigd in eigen politieke formatie, met eigen vergaderingen (consilia plebis), eigen beambten en vertegenwoordigers (tribuni plebis en aediles plebis) en hun eigen registratiebureau in de tempel van Diana en van Ceres op de Aventinus.
De plebejers verdedigden de onschendbaarheid van hun volkstribunen en hanteerden het wapen van de secessio. Na hun volledige overwinning in 287 v.C. konden zij de volledige cursus honorum doorlopen, al was dit dan ook slechts mogelijk voor de aanzienlijksten en rijksten onder hen. Plebejer, als politieke benaming, verdween. In de late Republiek en in de Keizertijd was een plebejer iemand die tot de laagste sociale klasse behoorde buiten de ordo senatorius of equester of de ambtsadel in het municipium.