Huwelijk in Griekenland - De dwingende reden, die in de Griekse oudheid een jonge man tot een huwelijk bewoog, was er een van religieuze aard. De zonen, gesproten uit het huwelijk, verzekerden de noodzakelijke continuïteit in de huis- en familie-eredienst. De godsdienstige band door de verering van de huisgoden en voorvaderen verbond de verschillende generaties. De instandhouding ervan was de taak en de plicht van ieder familielid. Al bestond er geen wettelijke verplichting tot een huwelijk, toch was de ouder wordende vrijgezel het voorwerp van minachting en spot, omdat hij zich in de ogen van zijn medeburgers aan zijn persoonlijke plichten onttrok. Oorspronkelijk moet het huwelijk een soort roof geweest zijn, waarbij de jonge man zijn aanstaande bruid uit haar ouderlijk huis haalde en naar het zijne overbracht, waar de eigenlijke huwelijksvoltrekking plaatsgreep.
Veel is van deze traditie in de gebruikelijke ceremonie van de klassieke periode bewaard gebleven. In Sparta ‘roofde’ een jonge man zijn bruid en vertrouwde haar toe aan een oudere vrouw, de nympheutria. Deze sneed de haren van de bruid af, gaf haar mannenkleren en schoeisel en legde haar in een donkere kamer op een strozak. De bruidegom, die met zijn wapenmakkers aan de gemeenschappelijke maaltijd had deelgenomen, sloop naar de kamer waar de bruid wachtte en legde haar op het huwelijksbed. Na een betrekkelijk korte tijd keerde hij naar zijn gezellen terug, bij wie hij verder de nacht doorbracht.
In Athene (en ook in Rome) droeg de bruidegom zijn bruid over de dorpel van hun woning bij de aankomst van de stoet, waarin de moeder van de bruid, familieleden en vrienden-genodigden het jonge paar vergezelden. Dit binnendragen van de bruid wordt nog geïnterpreteerd als een overblijfsel van de vroegere roof.
Al kunnen bepaalde details van de verschillende fasen in de huwelijksceremoniën verschillen of geëvolueerd zijn, in de klassieke periode verliepen zij over het algemeen als volgt.
Bij voorkeur vond het huwelijk plaats in de wintermaand, Gamelion (zie Maanden). De vader van het meisje of bij ontstentenis de voogd (kurios) gaf haar in aanwezigheid van een vijftal getuigen aan de toekomstige bruidegom door het uitspreken van een heilige geijkte formule en het bepalen van de bruidsschat. Door deze overdracht (egguèsis) werd het jonge meisje losgemaakt van haar familie en uit haar familie-eredienst gesloten. Zijzelf, in de meeste gevallen nog zeer jong - want het leeftijdsverschil tussen de echtgenoten was over het algemeen zeer groot - was wel of niet aanwezig. Zij had in elk geval geen enkel aandeel in de overeenkomst, die buiten haar om gesloten werd. Wellicht had ze haar aanstaande echtgenoot nog nooit gezien, want de hele aangelegenheid werd geregeld tussen haar vader en haar echtgenoot, die volwassen en meerderjarig, uit eigen beweging optrad met of zonder instemming of medewerking van zijn vader. In vele gevallen was het echter zo dat de vader voor zijn zoon de keuze van de aanstaande bruid had gedaan. Daarbij was het nodig dat deze egguèsis gebeurde in aanwezigheid van getuigen, want alles, gebeurde mondeling en er bestond geen ambtenaar van de burgerlijke stand, die het huwelijk kon registreren.
Het is nog een twistvraag of deze egguèsis de officiële ‘verloving’ dan wel de belangrijkste fase van het huwelijksceremonieel was. Wat het ook geweest is, het eigenlijke huwelijk (gamos) ving aan met het samenwonen, wat onmiddellijk naar het eigenlijke doel van het huwelijk, de voortzetting van het geslacht, leidde. Hiervoor moest de bruid naar de woning van de bruidegom overgebracht worden (ekdosis). De voorgeschreven ceremoniën begonnen op de vooravond hiervan. Ten huize van het meisje werden offers gebracht aan de beschermgoden van het huwelijk: Zeus en Hera, Artemis en Apollo. Daarna offerde zij aan de goden het speelgoed, ballen en poppen, waarmede zij haar jeugd had opgevrolijkt.
Dan volgde een belangrijk reinigingsceremonieel, zowel voor de bruid als voor de bruidegom, door het baden in het water van een heilige bron (b.v. Kallirhoè in Athene) dat in een kruik van bijzondere vorm in een stoet gehaald was.
De volgende dag versierden de vrienden de huizen van bruid en bruidegom met festoenen en bladeren van olijfbomen en laurier. Na een nieuw offer had er een groots feestmaal plaats ten huize van de bruid, die er gesluierd en met een krans op het hoofd aan deelnam. Zij was omringd door haar vriendinnen en een oudere vrouw, ook hier nympheutria genoemd, die haar in alles bij stond en raad gaf. De bruidegom, de beide vaders en de mannelijke genodigden zaten afzonderlijk aan de andere kant van de feestzaal. De gerechten waren volgens de traditie bepaald, o.a. een bepaald gebak met honig en olie van de sesamplant, symbool van de vruchtbaarheid.
’s Avonds na het feest werd de bruid overgebracht naar haar nieuwe woning. Meestal gebeurde dit op een wagen, getrokken door muilezels of ossen. Vooraan werd een fakkel gedragen en de familie en vrienden volgden langzaam onder het zingen van huwelijkshymnen, begeleid door muziek van fluit en kitharos.
De bruid werd door haar echtgenoot uit de wagen getild en over de dorpel de woning binnengedragen. Bij de familiehaard wijdde hij haar in de huiscultus in; een offer werd opgedragen, de voorgeschreven gebeden uitgesproken en het eerste gezamenlijke maal van koek en vruchten genuttigd. Nadat de beide echtgenoten zich in hun kamer (thalamos) hadden teruggetrokken, waar de bruid zich van haar sluier ontdeed en zich wellicht voor de eerste maal aan haar echtgenoot toonde, betrok een vriend van de bruidegom de wacht bij de gesloten deur, terwijl in huis zang en geroep bleven klinken om de boze geesten te verdrijven.
De dag daarna was nog een feestdag. De ouders van de bruid kwamen voor een eerste bezoek en brachten de overeengekomen en beloofde huwelijksgiften mee: geld, klederen, gebruiksvoorwerpen of bewijsstukken van onroerend goed. Op een feestmaal, aangeboden aan de leden van zijn phratria, stelde de jonggehuwde zijn echtgenote aan hen voor (of verklaarde hij plechtig dat hij in het huwelijk was getreden), want hierdoor alleen was de reeks van huwelijksceremoniën volledig en zouden zijn zonen op de lijst van zijn phratria opgetekend kunnen worden, wat voor een volwaardig burger noodzakelijk was.
Liefde en genegenheid waren bijgevolg slechts bijzaak bij de voltrekking van een huwelijk; het was bijna een louter zakelijke aangelegenheid. Alhoewel er een liefdevolle verhouding uit groeien kon, toch bleef de huwelijksband zeer los. De man kon te allen tijde zijn echtgenote verstoten, waarbij hij zelfs geen enkele beweegreden hoefde te vermelden. Het was voldoende dat hij deze verklaring aflegde in aanwezigheid van getuigen en het huwelijk was ontbonden. Wel was hij verplicht in dit geval de meegebrachte bruidsschat terug te geven. Dit laatste was veelal de enige reden om een dergelijke beslissing niet te nemen. Meestal was de onvruchtbaarheid van de vrouw de aanleiding, want het eerste doel van het huwelijk, mannelijke kinderen, kon niet worden bereikt. Werd de vrouw op overspel betrapt, dan moest de man haar verstoten of hij verloor zijn burgerrecht en werd atimos.
De echtscheiding was voor de vrouw niet zo gemakkelijk te verkrijgen. Zonder rechtspersoonlijkheid was zij volledig aan haar man onderworpen. In bijzondere gevallen van slechte behandeling of mishandeling kon zij zich tot de archon eponymos wenden. Deze oordeelde dan of de schriftelijk ingediende bezwaren ernstig genoeg waren om de ontbinding van het huwelijk uit te spreken. Na de echtscheiding, van wie deze dan ook uitging, bleven de kinderen bij de vader.