Gepubliceerd op 18-09-2017

Heliaia

betekenis & definitie

Heliaia - Volksrechtbank, oorspronkelijk door Solon ingesteld als het Atheens hof van beroep. Toen na Kleisthenes dit hof werd vervangen door tien diskastèria of rechtbanken, bleef er één de oude naam dragen, waarschijnlijk degene die op de oude vergaderplaats samenkwam. Deze wijziging in opvatting van de volksrechtbank en de spreiding van de rechters over tien dikasteria vielen waarschijnlijk samen met de bevoegdheidsvermindering van de archonten op rechterlijk gebied in 487 v.C.

In de bloeiperiode van de Atheense democratie werden 6000 burgers als rechters beëdigd, 5000 effectieve heliasten en 1000 plaatsvervangers. De burgers boden zich hiervoor vrijwillig aan en werden aanvaard als ze het volledige burgerrecht bezaten en minstens dertig jaar oud waren. Aanvankelijk was het lidmaatschap van een dikasterion een erezaak, doch Perikles voerde in het midden van de 5e eeuw v.C. zittingsgeld als vergoeding in, de misthos dikastikos. Deze vergoeding bedroeg drie obolen voor elke bij gewoonde zitting.

Elk van de tien dikasteria vormde een zelfstandige rechtbank en tegen haar uitspraken bestond geen beroep. Trouwens, de samenstelling ervan, 500 effectieve leden, vertegenwoordigde de publieke opinie. De leden waren uit alle demen van Attika samengesteld, evenredig aan de bevolking. Elke dikasterion had zijn eigen lokaal en de leden bleven aan de afdeling verbonden tot zij deze verlieten. Alvorens zij zitting mochten hebben, moesten zij een plechtige eed afleggen, waarin geformuleerd werd de eerbied voor de wet, de belofte te stemmen volgens de grondwet, de decreten van het volk en de Boulè, de onpartijdigheid.

Aan het einde van de 5e eeuw v.C. kwam er een wijziging in de samenstelling van de rechtbanken en de toewijzing van de te behandelen zaken. Wanneer zij zitting hadden, werden de 6000 leden van de Heliaia tegelijkertijd opgeroepen en ’s morgens werden de rechtbanken door het lot uit alle heliasten samengesteld; daarna werden de te behandelen zaken door het lot aan elk van de juist samengestelde dikasteria toegewezen. Dit bleek nodig om bij het vonnissen omkoperij te voorkomen.

De rechtbanken hadden alle dagen zitting met uitzondering van de feest- of ongeluksdagen, hetgeen neerkwam op ongeveer 250 dagen per jaar. De beklaagde moest persoonlijk verschijnen en persoonlijk zijn verdediging voordragen. Doch hierbij mocht hij zich laten bij staan door een logograaf of pleitbezorger. Iemand die onmogelijk zelf zijn taak kon volbrengen, mocht voor een plaatsvervanger zorgen, indien hij daartoe van de rechtbank toestemming kreeg. Advocaten, synègoroi, konden ook voor de verdediging optreden. Tot in het begin van de 4e eeuw v.C. moest een getuigenis mondeling gebracht worden, doch na 378 moest deze schriftelijk ingediend worden en de lezing ervan gebeurde door een klerk tijdens de zitting. De uitspraak van een dikasterion was zonder beroep en definitief. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen greep de Ekklesia in om een vonnis te verbreken of aan een veroordeelde genade te verlenen.

< >