Gepubliceerd op 18-09-2017

Geneeskunde in Griekenland

betekenis & definitie

Geneeskunde in Griekenland - In de oudste tijden schreven de mensen hun ziekten toe aan de inwerking van een of andere godheid. Zij zochten genezing in de tempels en werden hierbij door de priesters bijgestaan. Het eerste rationeel en wetenschappelijk medisch systeem groeide in de cultuurkringen van de Ionische kuststeden van Klein-Azië. Bepaalde medische geleerden stelden dat ziekte niets met godsdienst te maken had en slechts een verandering van het lichaam was, waaraan door aangepaste behandeling iets gedaan kon worden. Deze wetenschappelijke verklaring van de ziekte werd evenwel nooit volledig en door iedereen aanvaard, zodat in de oude kuurplaatsen of geneescentra, bijna uitsluitend op tempeldomeinen, de zieken werden behandeld volgens de rituele of religieuze geneeskunde, ofwel volgens de nieuwe wetenschappelijke, meermaals ook volgens beide methoden.

De religieuze geneeskunde wortelde in de verering van het serpent, waarschijnlijk van Minoïsche oorsprong. De godheid, van wie het serpent het embleem werd, was Asklepios, die waarschijnlijk een vergoddelijkte historische natuurkundige is geweest (zie Asklepios, Orakels). De grondlegger van de wetenschappelijke geneeskunde was Hippokrates van Kos, in de 5e eeuw v.C. Op zijn werk en resultaten bouwde toen Galenos van Pergamon (2e eeuw n.C.) verder.

Herodotos was er reeds over verwonderd dat hij in Egypte specialisten inzake geneeskunde aantrof. Kort daarop kon men in de hele Griekse wereld specialisten aantreffen voor ziekten aan de ogen, de oren, de mond enz., tandartsen die kronen of bruggen plaatsten enz.

Er waren artsen die zich een praktijk opbouwden en schatten verdienden, anderen die in dienst van de stad of de vorst werden genomen tegen een hoog honorarium (b.v. Demokedes, reeds in de 6e eeuw v.C.). De praktizerende artsen ontvingen de zieken in hun eigen officina, waar de behandeling gebeurde en de nodige kruiden als geneesmiddelen werden verschaft of in voorkomend geval een speciaal dieet werd voorgeschreven. De arts kwam ook aan huis, want de hospitalen voor blijvende of langdurige behandeling kwamen pas laat in gebruik. Anderzijds waren er ook artsen, die door de staat betaald werden en op bepaalde dagen en uren hun consultaties hielden of als militaire artsen het krijgsvolk vergezelden om de gewonden bij te staan.

De belangrijkste kuurplaatsen in de Griekse wereld waren Epidauros in de Peloponnesos, Kos op het gelijknamige eiland, Hiërapolis in Frygië en Pergamon. In Epidauros bij de tempel van Asklepios paste men hoofdzakelijk de tempelgeneeskunde of religieuze heelkunde toe, al stelden de bedienende priesters zich ook wel op de hoogte van de wetenschappelijke geneeskunde. Opvallend luxueus moeten de gebouwen voor de kuurgasten geweest zijn. In Epidauros is het grondplan hiervan blootgelegd en men heeft er 180 kamers geteld. Een dergelijke verblijfplaats voor kuurgasten heeft men ook in Olympia teruggevonden. Op het eiland Kos werd voornamelijk de wetenschappelijke geneeskunde gepraktizeerd, zonder daarom de religieuze uit te schakelen.

De beroemdste scholen voor geneeskunde bevonden zich op Kos en op het daartegenover gelegen Knidos. Het programma en de wetenschappelijke interesse hebben door de eeuwen heen een hele evolutie doorgemaakt. Al wisten Griekse artsen reeds ten tijde van Homeros heel wat af van genees- en heelkunde ter verzorging van de in de strijd gewonde soldaten, de grote stoot voor de vooruitgang in de kennis kwam door de theoretische werken van Hippokrates. Ook hieruit blijkt dat vooral de kunst van de diagnose grote schreden vooruit had gemaakt. Daarbij verzamelden de studenten samen met de artsen de synthesen van experimenten, waarbij veel aandacht werd besteed aan de invloed, die van de omgeving op de zieke kon inwerken. De anatomie en de fysiologie bleven een achterstand kennen, want ze berustten vooral op het onderzoek van dieren. Uit religieuze overwegingen werd het menselijk lichaam slechts oppervlakkig onderzocht. Alkmaion en leden van de school van Hippokrates ontdekten de grote betekenis van de hersenen voor de functies van het lichaam. In de fysiologie overheerste de leer van de vochten, humores, de humorale ziekteleer. Ze verklaarde dat er ziekteverschijnselen optreden, wanneer de vier vochten van het menselijk lichaam, nl. bloed, slijm, gele en zwarte gal, niet meer in de juiste verhouding gemengd zijn. De gezondheid bestaat juist in de gelijkmatige verdeling van deze humores, ziekte is een stoornis in dit evenwicht. Een grondig onderzoek van de patiënt moest gebeuren en hieruit zouden de diagnose, de prognose en de nodige behandeling rationeel afgeleid worden. Hippokrates schreef ook voor de urine, polsslag, de lichaamstemperatuur en andere symptomen na te gaan. Sedertdien werd de fundamentele wet van de geneeskunde: observatie.

Na hem kende de wetenschappelijke geneeskunde een tweede bloeiperiode in de school van Alexandria, want met Plato en Aristoteles had ze geen essentiële vooruitgang geboekt. Aristoteles beschouwde de geneeskunde als een onderdeel van de natuurkunde en de biologie. Hij had een voorliefde voor de ontwikkelingsleer en dus ook voor de embryologie. Hij was de bioloog van de zwangerschap en de verloskunde.

In Alexandria, waar men in de 3e eeuw v.C. van een echte universiteit kon spreken, werd de kennis inzake anatomie van het menselijk lichaam op zuiver empirische grondslagen verrijkt. De Ptolemeërs stonden de geneesheren toe systematisch secties op lijken uit te voeren en wellicht stelden zij ook terdoodveroordeelden nog levend ter beschikking van de Alexandrijnse chirurgen. De baanbreker in deze periode was Herophilos (vooral inzake anatomie). Hij ontdekte de zenuwen en bevorderde de kennis van de anatomie van de hersens, de ogen en de genitaliën. Hij beklemtoonde het belang van de polsslag voor de diagnose en de prognose in het kader van de geneeskundige praktijk.

Zijn onderzoekingen werden geperfectioneerd door Erasistratos, die als eerste het onderscheid maakte tussen de gevoels- en de bewegingszenuwen. Aan hem is de eerste juiste beschrijving van het menselijk hart te danken. In de daaropvolgende eeuwen bleef men bij de verworven kennis en de meeste aandacht ging toen naar de farmacologie. Meerdere commentaren op de boeken van Hippokrates en anderen, zelfs met illustraties, werden gepubliceerd, o.a. in het jaar 50 v.C. door Apollonios van Kition. Soranos leidde alle ziekten af van de algemene toestand van het lichaam. De medische literatuur kende toen weer een hoogtepunt door het werk van Galenos van Pergamon in de 2e eeuw n.C. Hij had zich tot doel gesteld in een reeks belangrijke werken de verworven kennis inzake geneeskunde in de Hippokratische en Alexandrijnse scholen voor de praktizerende arts toegankelijk te maken.

Gedurende meer dan tien eeuwen golden de wetenschappelijke geschriften van Galenos als de onbewiste autoriteit in de geneeskunde.

< >