Gepubliceerd op 12-09-2017

Circus Maximus

betekenis & definitie

Circus Maximus - Ongetwijfeld het voornaamste centrum van het republikeinse Rome, waar aan het volk vermakelijkheden geboden werden ter gelegenheid van allerhande feesten.

Pas in de Keizertijd kwam er met de bouw van het Colosseum, ingehuldigd in 80 n.C. door keizer Titus, een spektakelcentrum dat meer belangstelling kreeg van het Romeinse volk dan het Circus Maximus.

Het Circus Maximus werd aangelegd in de laagte tussen Palatinus en Aven- tinus, de Vallis Murcia, waar sedert eeuwen reeds wagenrennen werden gehouden en andere schouwspelen werden georganiseerd. Aanvankelijk waren religieuze overwegingen aanleiding tot dergelijke spelen, later verdwenen deze inspirerende beweegredenen geheel.

Oorspronkelijk kende het Circus geen enkel bouwwerk. Bij het altaar van Consus was er op het campus ruimte genoeg voor de wagenspannen; de route en het terrein werden door palen aangeduid. De zacht langs de Palatinus en de Aventinus oplopende heuvelflanken boden het publiek een goed zicht.

Naderhand werden houten stellages en zitplaatsen aangebracht, die na het spektakel werden verwijderd. Toen de wagenrennen veelvuldiger plaatsgrepen, werden steeds meer trapsgewijze gebouwde houten stellages ter plaatse gelaten. Aan het einde van de 4e eeuw v.C. bleven de constructies van de toegang aan de westzijde. Ze waren in hout opgetrokken en dienden voor de wagens en de paarden (carceres). Zo werd het Circus Maximus een langwerpig terrein van weinig minder dan 600 m lengte en bijna 100 m breedte. Aan de westzijde was het Circus afgerond; hier kwam dan de aanbouw van het toegangscomplex met poorten en stallingen, aan de overzijde bij het altaar van Consus, uitlopend op een halve cirkel.

De twee lange zijden waren recht en liepen op langs de flanken van de heuvels.

De vaste onderbouw was van hout en werd herhaaldelijk door brand geteisterd. I. Caesar bouwde het circus opnieuw op en gaf het een stenen onderbouw. Bovenbouw en zitplaatsen bleven van hout. Het houten gedeelte werd weer verwoest door de grote brand van Rome onder Nero, in de maand juli van 64 n.C. Opnieuw werd de geweldige schade hersteld en het Circus Maximus kende zijn volledige uitbouw en afwerking onder keizer Traianus. Nu was het bijna helemaal in steen opgetrokken, vanbinnen en vanbuiten met marmeren platen en decoratieve elementen versierd. De lengte aan de buitenkant was bijna 700 m en de breedte was 200 m. Hier vertoonde de buitenzijde een driedubbele arcadenboog, zoals het Colosseum van de Flaviërs.

De arena had in het midden in de lengterichting een verdelende ruggegraat van ca. 10 m bij 350 m, de spina, getooid met beeldhouwwerk, kapelletjes, altaren voor mindere goden en het beeld van de Frygische godin Kybele. Verder de beelden van beroemde sportfiguren en de nodige apparatuur voor het verloop van de rennen, o.a. de zeven bollen en de zeven dolfijnen (sedert Agrippa) om het verloop van de wedstrijd, de zeven ronden die er af te leggen waren, aanschouwelijk voor te stellen. Aan de uiteinden van de spina werd in 9 v.C. door Augustus een Egyptische obelisk opgesteld en een tweede door keizer Constantius in 357 n.C. Vóór die uiteinden, en op enige afstand ervan, stonden de twee metae, de keerpalen waarrond de wagens moesten draaien. Tussen de spina en de meta aan de oostzijde bevond zich het altaar van Consus.

Het aantal zitplaatsen is in de loop van de eeuwen opgevoerd en al blijkt het onmogelijk hiervoor een benaderend of juist getal te geven, de ramingen geven toch 200.000 voor de 4e eeuw n.C. Omstreeks het midden van de 6e eeuw n.C. hebben de laatste wagenrennen plaats gehad. Daarna ontbrak wellicht de belangstelling of het nodige geld om deze spelen te financieren, zodat het Circus Maximus in onbruik raakte.

In latere eeuwen heeft men het Circus beschouwd als een steengroeve van Rome (zoals het Colosseum en de Thermae van Caracalla) en met het materiaal kerken en paleizen opgetrokken. Nu is er niets meer over behalve de silhouet van de vorm.

< >