Catullus, Gaius Valerius - Romeins dichter (ca. 84-54 v.C.). Hij werd geboren in Verona en ging zeer vroeg naar Rome, waarschijnlijk in 62, waar hij vlug de aanzienlijkste dichter in de kringen van de neoterici werd. Hij was de eerste Romeinse lyrische dichter in wiens werk eigen zieleroerselen en persoonlijke belevenissen sterk en zuiver weerspiegeld waren. Hij deed dit in een vorm en geest, die sterk beïnvloed was door de Alexandrijnse stijl, vooral die van Kallimachos van Kyrene. Van Catullus zijn er 116 gedichten overgebleven, van ongelijke lengte, variërend van 4 tot 400 versregels. Dit corpus bewijst dat hij een van de grootste Romeinse lyrici was. Naast de gedichten, die louter vertalingen of navolgingen van Griekse modellen zijn, o.a. van Sappho, zijn de beroemdste ongetwijfeld de ‘Lesbia-gedichten’. In dit bijna poëtisch dagboek vertolkte hij de gevoelens en stemmingen, die zijn hart beroerden, ten overstaan van zijn geliefde Lesbia. Onder deze naam ging schuil de beruchte, mondaine Clodia, zuster van de niet minder beruchte P. Clodius, de volksmenner, die op 18 januari 52 v.C. door de bende van Milo werd vermoord. Deze vrouw, die veel minnaars gehad blijkt te hebben, inspireerde Catulla tot de vurigste liefdesgedichten, als alles goed ging, doch ook tot de diepste wanhoop, wanneer zij voor hem haar deur gesloten hield. Ten slotte zijn er in het bewaarde oeuvre van Catullus nog enkele kleinere poëtische juweeltjes, epigrammata, en enkele aanzienlijk langere, zelfs met de vormgeving van een epylion, over de bruiloft van Peleus en Thetis, de ouders van Achilleus, in de trant waarmee de jonge dichtersgroep zo hoog opliep.
Nawerking: Catulli Carmina (1943), cantate door de Duitse componist Carl Orff( 1895-1982).