Augures - Oud en eerbiedwaardig priestercollege in Rome, dat in rang onmiddellijk na dat van de pontifices kwam. Volgens de traditie bestonden ze reeds in de periode van het koningschap. Oorspronkelijk waren ze met drie, doch naarmate op hen steeds meer een beroep werd gedaan voor auspicium of augurium (zie Divinatio), groeide hun aantal tot 6, later tot 9, zoals bepaald werd door de lex Ogulnia van 300 v.C. Onder Sulla waren er 15 en onder I. Caesar 16 leden.
Men kan zich het belang van dit college voorstellen op grond van het feit dat al de leden patriciërs waren tot 300 v.C., toen de lex Ogulnia bepaalde dat 5 van de 9 leden plebejers moesten zijn. Daarbij werden er bij de stichting van een nieuwe Romeinse kolonie slechts twee priestercolleges mee opgericht, nl. dat van de pontifices en dat van de augures.
De augures waren helemaal onafhankelijk van de pontifices. Zij hadden met de heilige ceremoniën niets te maken, en zich uitsluitend bezig te houden met de auguria. Zij bewaarden de traditie in verband met het augureren en werden geraadpleegd, zowel door de staat als door een gewoon burger, in gevallen van twijfel over de opportuniteit van een actie of beslissing, zelfs van een vergadering. Zij waren dus bij uitstek de raadgevers en helpers van de magistraten en ook van de pontifices, zodat men geredelijk kan aannemen dat hun invloed, ook op politiek gebied, zeer groot geweest moet zijn.
De traditie van de auguraalkunst lag neergeschreven in een archief met het album en de acta van de augures, de libri augurales en de commentarii augurales. Het augureren gebeurde binnen de grenzen van een templum (zie Divinatio), waarbij de augur zich naar het zuiden richtte (slechts voor bepaalde gevallen naar het oosten).
De waarnemingen zelfbij augurium of auspicium omvatten (van in de oudste tijden reeds): de auspicia of auguria caelestia (de hemeltekenen binnen het templum), de auspicia of signa ex avibus (de vlucht van de vogels), de auspicia of signa ex tripudiis (het gedrag van de kippen bij het eten), de auspicia pedestria (de gang van viervoetige dieren) en de signa e diris (tekenen gehaald uit geruchten, hakkelen of niezen).
Na 300 v.C. kregen de augures een wedde uitbetaald. Hun officiële kledij was de trabea, een mantel met purperen boord, en verder herkende men hen aan hun lituus, een kromme staf waarmede zij het templum in de lucht tekenden.
In de Keizertijd verminderde het belang van de augures langzamerhand ten voordele van de haruspices, die tot onder de christelijke keizers in functie bleven. Ten slotte was het haruspicium de enige vorm van divinatio, waarop men in het politieke leven een beroep deed.