koningen der NEDERLANDEN:
Willem I (Willem Frederik) (1814—15—40), groothertog van Luxemburg, prins van Oranje-Nassau, *24.8.1772 ’s-Gravenhage. ✝ 12.12.1843 Berlijn; oudste zoon van stadhouder Willem V en prinses Wilhelmina van Pruisen; huwde 1.10.1791 met zijn nicht prinses Frederica Louise Wilhelmina van Pruisen (✝ 12.10.1837). Leidde als erfprins met zijn broer prins Frederik 1793—94 de strijd tegen de Fransen: week 18.1.1795 met zijn vader uit naar Engeland: werd generaal in Pruisische dienst en vestigde zich te Berlijn. 1799 te Lingen; bewonderde consul Bonaparte en bezocht deze 1802 te Parijs als eerste der Duitse vorsten; won Bonaparte voor een schadeloosstelling in Duitsland voor het Huis van Oranje; werd 1802 vorst van Fulda, waar hij zich vestigde, en Corvey, welke gebieden zijn vader niet wilde aanvaarden; wenste zich niet aan te sluiten bij het Rijnverbond en koos de zijde van Pruisen tegen Napoleon; verloor Fulda bij de Vrede van Tilsit (1807). In 1809 in Oostenrijkse dienst: vestigde zich na de slag bij Wagram opnieuw in Engeland; werd door → G.K.van Hogendorp cum suis naar Nederland teruggeroepen; kwam 30.11.1813 te Scheveningen aan land; aanvaardde 1813 de regering met de titel van soeverein vorst. De GW-1814 was een compromis tussen oude en nieuwe denkbeelden: uit de Franse tijd werden eenheid van bestuur, wetgeving en rechtspraak, alsmede de algemene belastingen behouden, maar ook werden feitelijk de oude standen hersteld en herleefde in zekere zin de regenten-oligarchie. Deze reactionaire tendens bleek ook uit het feit. dat Willem reeds vóór de afkondiging van de GW de heerlijke rechten ten dele herstelde. Toen op het Weens Congres (1815) bepaald werd, dat Noord- en Zuid-Nederland als waakhond tegen een eventuele nieuwe Franse expansie verenigd moesten worden en Napoleon van Elba ontsnapte, proclameerde Willem nog voor de onderhandelingen afgelopen waren, de vereniging van Noord-Nederland met België; nam de titel koning der Nederlanden aan en er kwam een nieuwe GW (1815), die niet veel essentiële wijzigingen bracht.
Op economisch gebied gaf Willem leiding van bovenaf. Terwijl de meeste Nederlanders terugkeken naar de Gouden Eeuw, toen de inwoners van de Republiek de vrachtvaarders van Europa waren geweest, begreep Willem, dat deze tijd voorgoed voorbij was en dat de Ned. handel zich slechts kon herstellen op basis van een modern-kapitalistische grootindustrie. Vandaar de ijver van de koning-koopman voor de vereniging met het industrieel verder ontwikkelde Zuiden, de oprichting van de Ned. Bank en de Rijksmunt (1814), van de → Nederlandsche Handel Mij. (1824), zijn zorg voor straat-, spoor- en waterwegen, zijn plannen voor landontginning, stoombootmaatschappijen, de → Maatschappij voor Weldadigheid en 1830 het → Cultuurstelsel. De meesten begrepen hem echter niet; slechts enkelen volgden hem. zoals → Cockerill. → Roentgen, Van → Vlissingen en → Hoboken. Was een typisch → verlicht despoot, die gaarne buiten de volksvertegenwoordiging om regeerde door kb's (Besluitenregering) en de financiën aan het toezicht van de Staten-Generaal onttrok door het → Amortisatiesyndicaat, terwijl door het systeem van een 10-jaarlijkse begroting voor de gewone en een 1-jaarlijkse voor de buitengewone uitgaven het budgetrecht van de Staten-Generaal beperkt werd.
Alle gedingen, waarin het bestuur betrokken was, werden aan de rechterlijke macht onttrokken door het zgn. Conflictenbesluit. Vrijheid van vereniging, drukpers en petitie werden zoveel mogelijk beperkt. In overeenstemming met de gecentraliseerde staatkundige bestuursvorm regelde Willem 1816 het bestuur van de Ned. Herv. Kerk bij het Algemeen Reglement, waarbij de Synode het hoogste gezag in de kerk uitoefende en waarbij de kerkeraden van alle invloed beroofd werden, zodat een godsdienstige herleving slechts buiten de kerk kon plaatsvinden (→ Afscheiding: → Réveil; → Groninger richting; → Zwijndrechtse Nieuwlichters).
De grootste mislukking boekte Willem in zijn politiek t.o.v. België, maar hij stond dan ook voor bijna onoverkomelijke moeilijkheden; de lange scheiding sinds 1579 had beide volksgroepen van elkaar vervreemd; een groot deel van de zuidelijke bevolking bestond uit Walen; het Zuiden als industrieland wenste protectie, terwijl het Noorden als handelsland vrijhandel wenste; bovendien leverde de godsdienstkwestie, evenals in de 16e eeuw. grote moeilijkheden op. Dit alles veroorzaakte in het Zuiden verzet, dat Willem steeds onderschat heeft. De grieven betroffen de gelijke vertegenwoordiging in de Kamer (nl. 55 leden voor het Noorden en 55 voor het Zuiden), terwijl de Belgen numeriek sterk in de meerderheid waren: het amalgama der schulden, terwijl Nederland f 1800 mln. schuld had tegen België slechts f 27 mln., waarvan het toch de helft moest opbrengen: de wijze. waarop de GW aangenomen was: dit was slechts mogelijk geweest door in de notabelenvergadering thuisblijvers en tegenstemmers i.v.m. het godsdienstartikel bij de voorstemmers te rekenen (de Belgen spraken dan ook van arithmétique néerlandaise); de verdeling van de ambten. waarbij in het geheel geen rekening werd gehouden met de aantallen Belgen en Nederlanders en tenslotte het taalbesluit van 1.1.1823, waarbij bepaald werd, dat in de Vlaamse gewesten het Nederlands de officiële taal zou zijn. terwijl de Waalse gewesten tweetalig zouden worden. Bovendien verzetten de klerikalen zich tegen de gelijkstelling der godsdiensten, tegen welk verzet Willem verschillende maatregelen nam (Maurice de → Broglie: → Collegium philosophicum); maar tenslotte moest hij een concordaat sluiten (1827). Deze toenadering tot de klerikalen kostte Willem echter de steun van de liberalen.
De oppositie werd evenwel pas gevaarlijk, toen de klerikalen, ontevreden over de uitvoering van het concordaat. en de liberalen 1828 tot een monsterverbond kwamen op een gemeenschappelijk program: vrijheid van onderwijs en drukpers, afschaffing van de belasting op gemaal en geslacht en invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid. Willem maakte 1829 een reis naar het Zuiden, waar hij. misleid door geënsceneerde toejuichingen, het verzet infaam en het werk van enkelen noemde (→ C.F. Rodenbach). Het jaar 1830 leerde anders (→ Belgische revolutie). Toen eindelijk 1839 de afscheiding een feit was geworden had zich in het Noorden een dergelijke oppositie van de ontwikkelde burgerij ontwikkeld, dat zij Willem tot hervormingsplannen kon dwingen en zo werden bij de door de scheiding nodig geworden GW-herziening o.a. 2-jaarlijkse begrotingen en de strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid ingevoerd (1840). Deze herziening, die de liberalen ongenoegzaam vonden, daar zij parlementaire ministeriële verantwoordelijkheid wensten, ging Willem al te ver.
Bovendien had zijn populariteit door de status quo (→ Nederland) en door zijn voorgenomen huwelijk met de r.k. en Belg. gravin Henriëtte d’Oultremont, sterk geleden (Willem huwde haar 17.2.1841, morganatisch als graaf van Nassau). Op 7.10.1840 deed hij afstand ten gunste van de prins van Oranje (koning → Willem II) en vestigde zich te Berlijn, van waaruit hij 1843 voor ✝ 10 mln. intekende op de lening van Van → Hall.
Litt. H.T.Colenbrander, Gedenkstukken der Algemeene gesch. van Nederland van 1795-1840 dln. 7-10 (1914-22); H.T.Colenbrander, Willem I (2 dln. 1931-35); A.Calmes, Le Grand-Duché de Luxembourg dans le Royaume des Pays-Bas (1932): S.Stokman, De religieuzen en de onderwijspolitiek der regeering in het Vereenigd Koninkrijk der Nederlanden (1935); C.Bronne. L'amalgame. La Belgique de 1814-30 (1948); H.Haag, Les origines du catholicisme libéral en Belgique (1950); II.R.C.Wright. Free trade and protection in the Netherlands 1816—30 (1955); J. A.
B orne wasser. Kirche und Staat in Fulda unter Wilhelm Friedrich von Oranien 1802-1806 (1956); H.J.M.Witlox. Schets van de ontwikkeling van welvaart in het Vereenigd Koninkrijk der Nederlanden (1956); L.G.J.Verberne. Gesch. van Nederland 1813—50 (2 dln. 1958); L.Aletrino, Drie koningen van Ned. (1959); H.J.Elias, Gesch. van de Vlaamse gedachte I (1963); R.Reinsma, Verdient ‘Guillaume-le-Têlu‘ eerherstel? (in: BON 1963/64); D.H.Couvée en G. Pikkemaat, 1813-1815. Ons koninkrijk geboren (1963; met Litt.); Y.Schmitz, Willem I. koning van Noord en Zuid.
Trad. du français par A.Blok (1966); J.Heringa. Over titel en praedicaat van Willem I (in: BGN 1966/67); Th.P.M.de Jong. Nederlanders in Centraal Amerika 1825- 32 (in: SH 1967); A.de Jonghe, De taalpolitiek van koning Willem I in de Zuidelijke Nederlanden (1967); J.Steur, Staatssecretarie en kabinet des konings onder Willem I (in: BMGN 1969); M.de Vroede, Van schoolmeester tot onderwijzer (1970); E.van Raalte. Staatshoofd en ministers (1971); Th.Luykx. De ontwikkeling van de Vlaamse pers en haar houding tegenover de taalpolitiek van Willem I 1814-30 (in: Hand. ZuidNed.
Mij. Taal- en Letterk. en Gesch. 1973); F.G.C.Beterams. The High Society belgoluxembourgeoise au début du gouvernement de Guillaume ier roi des Pays-Bas (1973); L.LJ.H.Roppe, Een omstreden huwelik (4e dr. 1973): H. Coppejans-Desmedt. Koning Willem I. promotor van de Gentse katoenindustrie (in: Album Ch.Verlinden. 1975); E.H.Kossmann. De Lage Landen 1780-1940 (1976); L.Wils, De taalpolitiek van Willem I (in: BMGN 1977); J. en A.Romein.
Willem r, Koning-koopman (in: Erflaters van onze beschaving, 13e dr. 1979); C.F.de Weerd, Aspecten van sociale onrust in de Zuidelijke Nederlanden 1815-1830 (in: Autoriteit en strijd, red. A.Doedens. 1981).
Willem II (Willem Frederik George Lodewijk). koning van Nederland en groothertog van Luxemburg (1840-49). hertog van Limburg, prins van Oranje-Nassau, *6.12.1792 ‘s-Gravenhage. ✝ 17.3.1849 Tilburg; zoon van koning Willem I en prinses Frederica Louisa Wilhelmina van Pruisen. Huwde 21.2.1816 met Anna Pavlovna, zuster van tsaar Alexander I van Rusland. Studeerde te Oxford en streed als luitenant-kolonel 1811-13 onder de Engelse generaal Wellington in Spanje, onderscheidde zich 1813 in de Slag bij Vitoria en streed als bevelhebber bij Quatre-Bras en in de Slag bij Waterloo, waar hij gewond werd. Zijn verhouding met zijn vader was i.h.a. slecht. Legde 1817 het opperbevel over het leger neer en verkeerde veel in kringen van de Belg. oppositie en in die van tegenstanders van de Bourbons. Kwam tijdens de → Belgische Revolutie 30.8.1830 samen met zijn broer, prins Frederik, met een troepenmacht voor Brussel aan; stemde er in toe zonder leger in de stad te komen en zijn onderhandelingen leidden ertoe dat hij bij zijn vader op bestuurlijke scheiding zou aandringen.
Willem I gaf echter aan prins Frederik bevel tot de aanslag op Brussel, die mislukte, waarna Willem 4.10.1830 door zijn vader naar België werd gezonden om dit voor zijn huis te redden. Willem, die gaarne koning der Belgen geworden zou zijn, erkende echter de zelfstandigheid van België, waarop hij door zijn vader naar Engeland werd gezonden. In mrt. 1831 keerde hij naar Nederland terug en kreeg het opperbevel in de → Tiendaagse Veldtocht. Willem volgde 7.10.1840 zijn vader op. Had als militair slechts matige belangstelling voor staatszaken, maar zette wel de autocratische politiek van Willem I voort. Na ontslag van minister Van → Maanen (1842) leidde Van Hall tot 1847 de regering en deze wist 1843 een staatsbankroet te voorkomen.
Toen de Februarirevolutie in Parijs en de Maartrevolutie in Duitsland uitbraken, werd van verschillende kanten bij Willem op grondwetsherziening aangedrongen. Toen ook in Wenen opstand uitbrak, verklaarde Willem in 24 uur van conservatief liberaal geworden te zijn en benoemde een commissie tot grondwetsherziening, waarvan Thorbecke voorzitter werd. In 1848 vond afkondiging van de nieuwe (feitelijk herziene) grondwet plaats. → Nederland.
Litt. FJ.Duparc. Willem n. België en Luxemburg (1933); H.T.Colenbrander. Koning Willem II (1938); A.Hallema, Koning Willem II (1949); L.J.G.Verberne, Willem II koning der Nederlanden (in: Brab. Jb. 1950); L.Aletrino, Drie koningen van Ned. (1959); J.A.Bornewasser.
Ministeriële verantwoordelijkheid oder koning Willem II (in: TvG 1962); A.Alberts, Koning Willem II (1964); F.van Raalte. Staatshoofd en ministers (1971)
Willem III (Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk) (1849-90). groothertog van Luxemburg, hertog van Limburg, prins van Oranje-Nassau. *19.2.1817 Brussel. ✝ 23.11.1890 Het Loo; oudste zoon van koning Willem II en Anna Pavlovna; huwde 18.6.1839 zijn nicht Sophia Frederika Mathilde van Württemberg uil welk huwelijk Willem 3 zonen had: Willem (*4.9.1840), Maurits (*15.9.1843) en Alexander (*25.8.1851). die nog voor hem stierven (resp. 11.6.1879: 4.6.1850 en 21.6.1884). Willem aanvaardde na de dood van zijn vader 1849 de regering; stond reeds voor zijn troonsbestijging bekend om zijn voorkeur voor een persoonlijk bewind en zijn afkeer van de GW-herziening van 1848; dienovereenkomstig is de verhouding tussen Willem en Thorbecke steeds zeer moeilijk geweest. Willem heeft menigmaal moeite gehad zich als een constitutioneel vorst te gedragen (Aprilbeweging; LO-wet 1857: kwestie-Mijer:Luxemburgse kwestie: → Nederland). Na de → Luxemburgse kwestie (1866—68), toen er geen koninklijke, maar parlementaire ministeries optraden, verliep Willems regering verder rustig. Tijdens zijn regering werd Limburg vrij van elk Duits verband en een integrerend deel van Nederland. De ontwikkeling van het Ned. partijwezen en de daarmee gepaard gaande strijd ging nu geheel buiten de koning om; alleen de ca. 1880 opkomende sociaal-democratie richtte zich heftig tegen de persoonlijkheid, het particuliere leven en het ambt van de koning.
Willem vertoefde menigmaal op het Loo, afgezonderd van zijn gemalin, daar zijn huwelijk een mislukking was. Na haar overlijden 3.6.1877 hertrouwde hij 7.1.1879 met prinses Adelheid → Emma Wilhelmina Theresia van Waldeck-Pyrmont, uit welk huwelijk 1880 een dochter → Wilhelmina geboren werd. Willem voelde weinig voor GW--herziening, daar hij zich de vermindering van de koninklijke macht bij die van 1848 nog levendig herinnerde. Tenslotte kwam het tot de GW-herziening van 1887, die echter slechts onvolledig vorm gaf aan de politieke noodzakelijkheid van emancipatie van die groepen, die nog geen stemrecht hadden (→ Grondwet. → Nederland). Willem was autocratisch, tactloos en onredelijk; maakte door zijn opvliegendheid scènes met zijn ministers, verhinderde het huwelijk van zijn zoon Willem met een gravin van Limburg Stirum. maar wilde wel hertrouwen met de Franse operazangeres Mlle.d'Ambre, die reeds vele minnaars had gehad en die hij op onregelmatige wijze tot Comtesse d'Ambroise verhief. In het najaar van 1890 moest de Raad van State t.g.v. een ernstige nierziekte van Willem het bewind in handen nemen; de koningin werd 14 nov. tot regentes aangewezen.
Litt. C.W.de Vries, Overgrootvader koning Willem III (1951); J.C.Boogman. Een eenzijdig boek over koning Willem III (in: BGN 1954; betr. het werk van C.W.de Vries): L.Aletrino. Drie koningen van Nederland (1959); A.Alberts. Koning Willem III (1964); P.van ’t Veer, Maar Majesteit (1968); G.J.Hooykaas, Het archief-Weitzel (in: BMGN 1969); E.van Raalte, Staatshoofd en ministers (1971); J.Doorn, Willem III. Emma en Sophie (1977).