geslacht dat zijn naam ontleende aan het kasteel van → Amstel. De voornaamste leden hiervan zijn:
Wolfger (Wolfgerus). ca. 1100 in de kronieken vermeld; ministeriaal. die door de bisschop van Utrecht aangesteld werd tot schout van de gouw Amestelle.
Egbert, tussen 1131 en 1172 in oorkonden vermeld, ministeriaal van de bisschop van Utrecht cn schout van Amstelland; wellicht zoon van Wolfger. Hij eigende zich verschillende rechten toe en kwam daardoor herhaaldelijk met de bisschop in conflict.
Gijsbrecht II. tussen 1200 en 1230 in oorkonden vermeld, kleinzoon van Egbert. Hij noemde zich reeds heer van Amstel; steunde in 1203 gravin Ada van Holland, verwierf in 1224 Naarden en Naardingerland in leen-van de abdis van Elten en in 1226 van de Utrechtse bisschop Muiden. Weesp en Diemen. In 1227 nam hij deel aan de tocht van de bisschop tegen Rudolf. kastelein van Coevorden, cn w-erd in de slag bi j →Ane gewond en gevangengenomen.
Gijsbrecht lIl, ca. 1210-ca. 1260 in oorkonden vermeld, zoon van Gijsbrecht II; hij kwam in conflict met de bisschop van Utrecht, die tegen hem het slot Vreeland bouwde.
Gijsbrecht IV. *ca. 1235, tca. 1303. zoon van Gijsbrecht III. Hij hoopte een onafhankelijk rijkje te stichten tussen Utrecht en Holland. Hij bezat Amstelland. Mijdrecht. Waverveen, Oetewaal, Diemen. Muiden.
Weesp, de hele Vechtstreek en bezat kastelen in Utrecht, bij Abcoude en de sloten Kronenburg en Vreeland. Hij plaatste zich aan het hoofd van de opstandige Kennemer en Waterlandse boeren (1272) en trok op Utrecht aan. Deze opstand verliep echter toen graaf Floris V in 1274 een overeenkomst met de boeren sloot. In de strijd met de bisschop koos Gijsbrecht dc Hollandse zijde, tot Floris v in 1279 de zijde van de elect Jan van Nassau, tegenstander van Amstel koos, in de strijd om de door Gijsbrecht geheven tol bij Vreeland. Gijsbrecht en zijn broer Arend moesten zich na langdurige gevangenschap (1280-85) aan de graaf onderwerpen. Zij stonden hem hun allodia af, die zij als leen terug ontvingen. Gijsbrecht nam deel aan de gevangenneming van Floris v en leefde na de moord op de graaf als balling in Vlaanderen.
Jan, zoon van Gijsbrecht iv, maakte zich in 1303 van Amsterdam meester, dat hij echter in 1304 aan graaf Willem III moest afstaan. Deze Jan is de hoofdpersoon in de Gijsbrecht van Vondel, welk stuk onhistorisch is. Willem, broer van Jan, proost van Sint-Jan te Utrecht, wist aartsbisschop Siegfried van Keulen te bewegen de excommunicatie over Floris V en het interdict over diens gebied uil te spreken teneinde deze te beletten het Nedersticht in zijn macht te krijgen (1281). Floris zette hem echter gevangen en wist van de paus opheffing van de kerkelijke dwangmaatregelen te verkrijgen (1283).
Litt. W.A.van Spaen. Historie der Hcercn van Amstel (1807): J.Z.Kannegieter. Oudste gesch. van Amsterdam en Amstelland (23e en 24e Jaarb. van Amstelodamum. 1926 en 1927).