Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Postwezen

betekenis & definitie

Post heeft tot de 19e eeuw een veel ruimere betekenis dan slechts vervoer van brieven gehad, nl. vervoer langs de ‘postwegen’ in het algemeen, zowel van brieven, goederen als personen. De ontwikkeling van het spoorwegverkeer liet de postwagendiensten verdwijnen, waardoor brievenvervoer als enige betekenisinhoud van het woord post overbleef.

Dit brievenvervoer vond uiteraard ook plaats voordat in het midden van de 17e eeuw de openbare posterijen werden georganiseerd. Het publiek maakte gebruik van allerlei rondtrekkende lieden om zijn brieven te verzenden. Maar pas toen dit vervoer een lonend bedrijf werd. ontstonden de vaste bodendiensten. waartoe vooral de stadsboden en de koopmansboden behoorden. Waar een centraal gezag zich vanouds een postregaal toekende, b.v. in Frankrijk en Duitsland, bleven deze bodendiensten tegenover de landspost aan min of meer strenge voorschriften gebonden. In Nederland, waar geen centraal gezag zich dat recht bij uitsluiting toekende, traden alleen de stedelijke besturen in zekere mate regelend op en konden de bodendiensten zich vrij ontwikkelen tot winstgevende bedrijven. Hieruit ontstonden vanaf eind 16e eeuw de postmeesterschappen.De stedelijke besturen gingen nu hun eigen leden alsmede familie en vrienden in deze ambten benoemen, waardoor de regenten belangrijke inkomsten verwierven. Bij de volksbewegingen van 1747 vroegen de meeste Hollandse steden de opbrengst van de posterijen aan de regenten te ontnemen met als resultaat, dat de posterijen door de stemhebbende steden van Holland en West Friesland aan de stadhouder werden overgedragen en door deze aan de Staten van het gewest. In 1752 kwam een gewestelijk Hollands postwezen tot stand, de zgn. Statenpost. niet te verwarren met de Staatsposterij. een regeringspostdienst t.b.v. enkele bestuurslichamen als Staten-Generaal. Raad van State e.d. In de overige gewesten bleven de posterijen stedelijk of particulier als voorheen, totdat 15.1.1799 alle posterijen in Nederland nationaal werden verklaard en 17.4.1807 kwam de eerste nationale Postwet tot stand.

Na 1813 volgde een periode van diep verval. Door de slechte financiële toestand en de daarmee samenhangende bezuiniging ging het postwezen door de hoge tarieven steeds meer op een belastinginstrument lijken. Het monopolie werd ontdoken tot voordeel van het particuliere vervoerwezen. Pas de Postwet van 12.4.1850 bracht een definitieve wending ten goede; 1.1.1852 werd de postzegel ingevoerd, waarvan het gebruik 1870 verplicht werd gesteld. In België kon pas 1836 een zelfstandige postdienst worden ingericht.

Litt. W.Rignalda, Hoofdtrekken van de gesch. van het Ned. postwezen (1895); J.C.Overvoorde, Gesch. van het postwezen in Nederland vóór 1795 (1902); A.A.B.J.ten Brink, Gesch. van het Ned. postwezen 1795-1810 (1950); A.A.B.J.ten Brink, Het Ned. postwezen vroeger en nu (1956); G.C.J.J.Ottenheim. De status van de ptt als staatsbedrijf in historisch perspectief (1974).

< >