Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Partij van de Arbeid

betekenis & definitie

(PVDA), Ned. sociaal-democratische partij, gesticht 9.2.1946 door samensmelting van de → Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SOAP) met de → Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) en de Christelijk Democratische Unie (cdu). Ook uit de ARP en CHU vonden sommigen hun weg naar de nieuwe partij, terwijl van rooms-katholieke zijde de kring rond het blad Christophoor zich aansloot benevens een aantal prot. christelijken rondom het blad De Nieuwe Nederlander en groepen afkomstig uit de → Ned.

Volksbeweging. Daar 1947 een groep vrijzinnig-democraten onder leiding van P.Oud weer uittrad (wat resulteerde in het ontstaan van de → Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) en ook vele confessionelen tot hun oude partij terugkeerden, werd de PVDA toch een voortzetting van de SDAP. maar nu met een democratisch personalistisch socialisme (→ Personalistische Unie).De door de PVDA nagestreefde → doorbraak naar de confessionele kiezers had (zeker aanvankelijk) niet het gehoopte succes. De PVDA ontwikkelde zich tot de tweede grootste partij in Nederland die 1945-58 regeringsverantwoordelijkheid droeg; kwam 1965-66 opnieuw in de regering, ditmaal in het kabinet-Cals. De val van dit kabinet - tijdens de nacht van Schmelzer — droeg sterk bij tot de radicalisering van de PVDA in de late jaren zestig: andere factoren daartoe waren o.a. de democratiseringsbeweging. de studentenbeweging, en de kwestie-Vietnam. Er ontwikkelde zich onder de naam → Nieuw Links een radicale vleugel binnen de partij. Vele gematigden werden hierdoor afgeschrikt en richtten de politieke partij → Democratisch Socialisten 1970 (DS’70) op.

In 1973 kwam het kabinet-Den Uyl tol stand, waarin wel confessionele ministers zitting hadden, maar waaraan de confessionele partijen zich niet gebonden achtten. Deze, vaak moeizame samenwerking werd 1977 niet voortgezet. Ondanks een grote verkiezingsoverwinning kwam de PVDA opnieuw in de oppositie; in 1981 verloor zij 9 zetels in de Tweede Kamer.

Litt. H.M.Ruitenbeek. Het ontstaan van de PVDA (1955); S.W.Couwenberg, Modern socialisme (1972); B.Middel, De nieuwe elite van de PVDA (1976).

< >