(paalgeld), in de Ned. geschiedenis het recht om belasting te heffen van alle schepen en goederen die de Zuiderzee binnen kwamen, als vergoeding voor de bebakening van de scheepvaartroute via Vlie en Marsdiep. Amsterdam had sinds 1527 het alleenrecht tot het heffen van deze belasting; ondervond 1551—61 moeilijkheden hierover met verscheidene Friese steden (o.a.
Harlingen), daar het het paalgeld als wapen gebruikte in de concurrentiestrijd met de Zuiderzeesteden. Prins Willem I schonk 1575 dit recht aan Enkhuizen; 1836 overgenomen door het Rijk.LITT. A.Schaper. Het recht van paalkist (in: Uit het oude peperhuis. 1954).