Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Oostende

betekenis & definitie

Belg. stad in de prov. West-Vlaanderen, aan de zee.

Was in de 9e eeuw een vissersdorp. Ter Streep geheten, eigendom van de abdij van St.Bertijn van St.Omaars. Voor het eerst vermeld als Oostende in 1072. onder → Robert I de Fries; kreeg 1267 stadsrechten. In de 14e en 15e eeuw geteisterd door overstromingen verplaatste Oostende zich meer landinwaarts en werd opnieuw' versterkt. In 1597 door de Verenigde Provincies bezet; na een 3-jarig beleg door aartshertog Albrecht veroverd door→ Spinola (1601—04) en vervolgens verwoest. De stad werd herbouwd, terwijl de aanleg van de kanalen Oostende-Passendale (1669) en Sas-Slijkens (1672—75) het belang van Oostende voor de scheepvaart vergrootte.

De schepen van de → Oostendse Compagnie hadden hier hun thuishaven; in de 17e en 18e eeuw' na Duinkerke de belangrijkste thuishaven van Zuidned. kaperschepen; 1781 door Jozef n tot vrijhaven verklaard en kende toen een bloeiperiode. Napoleon concentreerde hier schepen om 1798 een inval in Engeland te doen. Werd na 1830 weer een belangrijke haven en vooral een beroemde badplaats. Tijdens beide wereldoorlogen is de stad zwaar geteisterd.Litt . P.Henrard. Histoire du siège d'Ostende (1891); K.Jonckheere, Oostende vertelt (1970).

< >