Ned. koopman. *17.11.1587 Luik, ✝ 19.6.1652 Amsterdam; zoon van Louis de Gaillarmont uit het Luikse. De familie week 1596 naar Dordrecht uit omdat de gilden de zaken van de vader bemoeilijkten; begon 1608- 11 in La Roebelle zijn eerste eigen zaken: associeerde zich 1611 met zijn zwager Trip, die te Dordrecht in wapens handelde: verstrekte zijn afnemers lange kredieten, die een begin vormden van zijn geldhandel; woonde 1615—27 in Amsterdam.
De Dertigjarige Oorlog bood hem zijn grote kans: koper en ijzer betrok hij uit Zweden, oorlogsbehoeften en soldaten, schepen en bijbehorende bemanningen leverde hij aan de Zweedse staat. Ook leverde hij alle soorten oorlogstuig aan Venetië, Frankrijk, Engeland en de Republiek. Ging 1627 naar Zweden dat hem grote kansen bood: verwierf een monopoliepositie t.a.v. de zilvermijnen te Sala, de kopermijnen te Falun en de ijzermijnen van Dannemora, liet zich naturaliseren om te kunnen profiteren van de vrijdom van de Sonttol. Bezat eveneens een eigen textielindustrie, korenmolens, papierfabrieken, terwijl reizigers zijn detailhandel in koperen ketels en pannen verzorgden. Hij kan vergeleken worden met de leiders van moderne concerns: van grondstof tot eindprodukt was de verwerking geheel onder zijn controle; de arbeiders moesten in zijn winkels kopen (gedwongen winkelnering). Zijn zonen beheerden de bedrijven in verschillende plaatsen.
In Stockholm voerde De Geer een vorstelijke staat, in Amsterdam bezat hij o.a. het Huis met de Hoofden aan de Keizersgracht. Hij liet een vermogen van ca. f 1,5 mln. na.Litt. G.W.Kernkamp, Brieven van L.dc Geer 1618-52 en Varia betr. L.de Geer (BMHG, 1908): E.W.Dahlgren. L. de Geer; hans lif och verk (2 dln. 1923); F.Breedveld-Van Veen. L.de Geer (1935); J.Romein. L.de Geer (in: Erflaters van onze beschaving, 13e dr., 1979); F.W.Klein. De Trippen in de 17e eeuw (1965).