Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Jan Smallenbroek

betekenis & definitie

Ned. politicus. *21.2.1909 Assen, ✝ 29.9.1974 Wassenaar. Na een notariaatsstudie werkzaam bij ‘s Rijks belastingen: actief in het verzet: 1945 en 1956-65 voor de arp zitting in de Tweede Kamer (1964 fractievoorzitter); 1965—66 minister van Binnenlandse Zaken: trad af in verband met een aanrijding, die hij in de avond van 15.7.1966 veroorzaakte, waarna hij doorreed; 1967 lid van de Raad van State.

< >