Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Jan II van Sierck

betekenis & definitie

(Zyrick), bisschop van Utrecht (1291-96), ✝ 13.7.1309 Deventer. Triers geestelijke en kapelaan van de paus; 10.1.1291 door paus Nicolaas iv als opvolger van → Jan I van Nassau benoemd zonder door de Utrechtse kapittels gekozen te zijn: kon zich. ondanks zijn krachtig bestuur, niet onttrekken aan de invloed van de Hollandse graaf Floris v ; had bovendien onenigheid met de stad Utrecht en verzocht daarom 1296 overplaatsing naar Toul.

Jan III van Diest. bisschop van Utrecht (1322-40). ✝ 1.6.1340: Brabants edelman. Werd door paus Johannes XXII benoemd onder invloed van graaf Willen III van Holland en Reinoud II van Gelre, tegen de keus van de Utrechte kapittels en → Jan van Bronkhorst in. De schulden van zijn voorganger, Frederik II van Sierckd de kosten van zijn benoeming, zijn hebzuchtige familie, zijn financiële afhankelijkheid van de adel en zijn wanbeheer stelden hem voor onoverkomelijke moeilijkheden. In 1331 verdeelden Willem III en Reinoud II de beide delen van het bisdom onder elkaar (→ Verdrag van Woudrichem).

Litt. S.Muller Fzn., Het middelpunt in de geschiedenis der Ned. gewesten (in: Schetsen uit de Middeleeuwen I, 1900; herdr. in C.A.Rutgers, De Utrechtse bisschop in de Middeleeuwen. 1978).

< >