Vlaams letterkundige, *11.3.1793 Boechout (bij Antwerpen), ✝ 24.6.1846 Gent. Autodidact, schreef gedichten en toneelstukken; was werkzaam als hulparchivaris (1815) en ontvanger der registratie (1821) te Antwerpen.
Wendde zich gaandeweg af van scheppend litterair werk, om zich volledig aan historische en letterkundige studie te wijden. In zijn gedicht Aen de Belgen- Aux Beiges (1818) en in zijn Verhandeling over de Nederduytsche tael- en letterkunde, opzigtelyk de Zuydelyke Provintiën der Nederlanden (2 dln. 1819-24) verdedigde hij het recht van de volkstaal. Na de omwenteling van 1830 naar Eeklo verbannen, maar 1835 in ere hersteld en benoemd tot ontvanger der registratie te Gent, waar hij optrad als organisator en algemeen erkend leider van de → Vlaamse Beweging. Vanaf 1837 tot zijn dood gaf hij het tijdschrift Belg. Museum, uit. Uitgaven: Letterkundige nalatenschap, door P.van Duyse (1856), Brieven van J.F.
Willems. door M.Rooses (1874), Brieven van, aan en over Willems, door A.Deprez (6 dln. 1965-68). Litt. A.Deprez. J.F.Willcms (1966).