plotselinge uitbarstingen van fel verzet die uitgingen van de boerenbevolking in West- en Centraal-Europa, vooral tijdens de overgangsperiode van de middeleeuwen naar de nieuwe tijd (14e-16e eeuw). Zij waren een begeleidingsverschijnsel van de algemene economische recessie van de 14e en 15e eeuw.
De landbouwproduktie ontwikkelde zich steeds marginaler en bereikte weldra een dieptepunt zodat de overgrote meerderheid van de boerenbevolking geen behoorlijk bestaan meer had. Een catastrofaal verarmingsproces kwam op gang en een algemene crisis was niet meer te vermijden. Misoogsten en epidemieën (→ Zwarte Dood) verzwakten de fysieke weerstand van de bevolking, zodat een demografische achteruitgang zich begon te manifesteren. Terzelfdertijd voltrok zich in Europa op het puin van het hofstelsel de versterking van het vorstelijk gezag meestal regionaal, soms nationaal. Deze evolutie bracht een stijging van de uitgaven mee van de centrale overheid, zodat een rechtstreekse verhoging van de belastingen volgde.In een tijd van heftige crisis was een sterke weerstand dan ook onvermijdelijk. Het oorlogsklimaat van de 14e en 15e eeuw' heeft deze crisistoestand op het platteland nog gevoelig versterkt, omdat het permanent blootgesteld bleef aan de desastreuze gevolgen van die oorlogen. De boerenopstanden kregen een soms hevig antiklerikaal karakter (vooral in Vlaanderen, Engeland en Duitsland), doordat de hoge clerus aan de zijde stond van de grondeigenaars: zo werden zij een voedingsbodem voor progressieve sociale stromingen. De bekendste boerenopstanden zijn: de jacquerie in Frankrijk (1357), de boerenopstand van Wat Tyler in Engeland (1381) en de Duitse boerenopstand onder leiding van Thomas Münzer (de Bauernkrieg. 1524-25). In Vlaanderen (1323-28) controleerden de opstandelingen vanaf 1325 geheel Kust Vlaanderen, waar zij alle prerogatieven van de gevangengenomen graaf uitoefenden. Enkel het leger van de Franse koning kon de beweging smoren. Noord-Nederland kende de opstand van het zgn. → Kaas- en Broodvolk (1491-92).
Litt.: H.Pirenne, Le soulèvement de la Flandre maritime en 1323—28 (1900); M.Bloch. Rois et serfs (1920); H.Rösenthal. Die agrarischen Unruhen im ausgehenden Mittclaltcr (1931): F.W.N.Hugenholtz, Drie boerenopstanden uit de 14c eeuw (1949); A.Waas, Die Bauern im Kampf um Gerechtigkeit 1300—1525 (1964); M.Mollat en P.Wolff. Ongles bleus Jacques et Ciompi. Les révolutions populaires en Europe aux 14e et 15e siècles (1970); H.A.Landsberger (red.). Rural protest.
Peasant movement and social change (1973); Y.M.Berce. CYoquants et nu-pieds (1975).