Gepubliceerd op 21-01-2020

NOORDELIJKE SAMENWERKING

betekenis & definitie

De prov. besturen van Friesland, Groningen en Drenthe werken sedert 1957 samen in de Bestuurscommissie Noorden des Lands, een informeel gespreks- en overlegcentrum van de drie colleges van Gedeputeerde Staten ter behartiging van gemeenschappelijke belangen.

De bakermat van deze Bestuurscommissie is gelegen in de besprekingen, die destijds hebben plaats gehad naar aanleiding van de in 1956 gepubliceerde gezamenlijke brochure van de — toen nog geheten — Rijksdienst voor het Nationale Plan en het Centraal Planbureau: „Het Westen en overig Nederland”. Hierin werd het probleem aan de orde gesteld van de opeenhoping van mensen in het W. van ons land en het achterblijven in ontwikkeling van grote delen van overig Ned.

Dit was ook toen geen nieuw probleem, maar toch wekte de brochure veel reacties. De oorzaak hiervan zal men moeten zoeken in het feit, dat de tijd rijp was om tot een meer bewuste onderkenning van de bedoelde vraagstukken te komen. In elk van de drie Noordel. provincies zag men in, dat hier sprake was van een gezamenlijke problematiek, nl. van een gezamenlijk achterblijven in ontwikkeling en welvaart, van een ernstig tekort aan werkgelegenheid om de eigen bevolking te kunnen binden en van een te eenzijdige en dus te zwakke economische structuur.

In deze situatie besloten de drie prov. besturen de handen ineen te slaan en een permanente commissie uit hun midden te vormen, die de gemeenschappelijke belangen van de drie zou moeten bevorderen.

Intussen was het duidelijk, dat van het Noorden uit een antwoord verwacht mocht worden op de genoemde brochure. Een werkgroep uit de Bestuurscommissie stelde een publicatie op, die onder de naam „Het Noorden in Nederland” door de drie prov. besturen in het licht werd gegeven. Werd in de brochure van beide rijksdiensten de situatie in het overbevolkte W. als uitgangspunt gekozen, deze publicatie stelde de Noordelijke problemen centraal.

Latere, op de ontwikkeling van het Noorden gerichte en door de Bestuurscommissie voorbereide, publicaties zijn: „De toekomst van het Noorden des Lands” (1960) waarin de grondslagen voor een ontwikkelingsplan voor de periode 1960-1980 werden aangegeven en „Het Noorden op weg naar het jaar 2000” (1967). De Bestuurscommissie heeft zich gaandeweg meer ontwikkeld als gesprekspartner van de rijksoverheid met betrekking tot regeringsmaatregelen ter verbetering van de sociaal-economische situatie in de Noordelijke provincies. Doelstellingen en taken. Versnelling van de sociaaleconomische vooruitgang (o.m. het wegwerken van het migratieverlies door verbetering van de werkgelegenheids- en beroepsstructuur en van de infrastructuur) is steeds de belangrijkste gemeenschappelijke doelstelling gebleven. Wanneer mogelijk en wenselijk kan echter ook op andere terreinen gezamenlijk worden opgetreden, zoals b.v. in de sociaal-culturele sector. De commissie bepaalt zelf, welke onderwerpen zij ter hand zal nemen, zonder dat zij door een reglement of taakomschrijving gebonden is.

De taak van de Bestuurscommissie, zoals zich die in de praktijk heeft ontwikkeld kan als volgt worden omschreven:

1.door middel van besprekingen, publicaties en andere vormen van voorlichting belangstelling en begrip te wekken voor de moeilijkheden en vooral ook de mogelijkheden van het Noorden; hierbij in het bijzonder in Den Haag de verantwoordelijke beleidsinstanties en het parlement op de hoogte te houden van de visie van de prov. besturen op de ontwikkeling van het gebied en voorstellen te doen voor een krachtiger op de ontwikkeling van het Noorden gericht beleid. Met name ook in het belang van een meer evenwichtige nationale ontwikkeling.
2.in het Noorden zelf de maatschappelijke sectoren en instanties, die daartoe een praktische en theoretische inbreng kunnen leveren, te betrekken bij de stimulering van de ontwikkeling (contactorganen, Eti-federatie, Raden voor de arbeidsmarkt, Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij, voorlichtingsmedia).
3.te dienen als overlegorgaan van de prov. besturen (overleg over bv. subsidieverzoeken, adhesiebetuigingen, vertegenwoordigingen in landelijke en Noordelijke werkgroepen, raden en commissies, organisatie van bezoeken aan het Noorden van regerings- en andere instanties).

De Commissie heeft geen zelfstandige publiekrechtelijke bevoegdheden en valt bij haar beslissingen terug op de bestuursorganen. Sommigen betreuren dit. Besluitvaardigheid en slagvaardigheid zouden in het gedrang komen. Gepleit is daarom wel voor de instelling van een inter-provinciaal orgaan, b.v. op basis van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.

In Frl. is men in het algemeen tegen een dergelijke institutionalisering van de Bestuurscommissie uit vrees dat daardoor aan de eigen (wettelijke) bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de Prov. Staten en het college van Ged. Staten zou worden getornd.

Wel heeft men de Provinciale Staten nauwer bij de werkzaamheden van de Bestuurscommissie betrokken door het instellen van een Interprovinciale Contactcommissie uit de Staten van de drie provincies. Overeenkomstig het karakter van de Bestuurscommissie (overleg en samenwerkingsorgaan op vrijwillige basis) kunnen ook door deze interprovinciale Statencommissie geen bindende besluiten worden genomen. Wel heeft men bereikt, dat de Statenleden van de drie provincies op deze wijze direct bij de oordeelsvorming over de in de Bestuurscommissie aan de orde zijnde vraagstukken kunnen worden betrokken.

Het voorzitterschap van de Bestuurscommissie wordt bij toerbeurt gedurende een jaar bekleed door één der Commissarissen der Koningin. De Bestuurscommissie publiceert jaarlijks een verslag van de door haar verrichte werkzaamheden. Zij vergadert bij toerbeurt in één van de drie provincies.

Sedert 1969 geeft de Bestuurscommissie maandelijks het Noordelijk Bulletin uit, een publicatie waarin een beknopt overzicht wordt gegeven van de ontwikkelingen in Groningen, Friesland en Drenthe. Het Secretariaat van de Bestuurscommissie is gevestigd in Assen. De kosten van de Commissie worden gezamenlijk gedragen door de drie provincies. Het Fr. aandeel voor 1975 bedroeg ƒ 11.500,—.

< >