naam van vier keizers van Duilschland (van het Heilige Roomsche Rijk), nl.:
I, bijgenaamd de Grootc (936—973), geh. 912, zoon van keizer Hendrik I (den Vogelaar), werd 936 te Aken als roomse!) koning gekroond, versloeg bij verscheidene gelegenheden de Hunnen en de Hongaren, maakte Bohemen schatplichtig aan Duilschland, beoorloogde Lodewijk d'Outremer, die Lotharingen aan bet keizerrijk betwistte, en drong voorwaarts tot in Champagne. In 946 kwam hij andermaal in Frankrijk, doch loen als bondgenoot van Lodewijk tegen Hugo den Groote. In 951 trouwde O. met Adelaide, de weduwe van l.otharius, koningderLongobardeu, door welk huwelijk hij den voet kreeg in Italië; hij noodzaakte llerengarins, markies van Ivrea, zich vasal te erkennen van het keizerrijk. In 961 weder naar llalië geroepen door Johannes XII, wierp hij te Milaan hel gezag van llerengarius omver, werd 961 als koning van Italië gekroond, 962 als keizer, onderwierp geheel Lombardijs, liet een nieuwen paus benoemen (Leo Vilt) in de plaats >an Johannes XH, die zich tegen hem verklaard had, en trok onherroepelijk het koninkrijk Italië aan het Duitsche rijk. Hij dempte verscheidene opstanden in zijn rijk-, en stierf na een roemrijk leven 7 Mei 973 te Memleben in Thüringen. Hij werd Ie Maagdenburg begraven, en had tot opvolger zijnen zoon Otto II.
II, bijgenaamd de Roode (973—983), zoon en opvolger van den vorige, geb. 955, werd 962 als roomsch koning. uitgeroepen, en 973 keizer: zijn neef Hendrik van Beieren, die hem den troon betwistte, werd door hem verslagen. Mij beoorloogde Lotharius, koning van Frankrijk, die, het koninkrijk Lotharingen onder zijnen scheptcr willende brengen, zich meesier had gemaakt van Metz en van Aken (978): O. drong door tot Parijs, en noodzaakte den franschen monarch, afstand te doen van zijne aanspraken (980). Vervolgens rukte O. naar llalië, herstelde Benedictus Vil op den pauselijken stoel, bemachtigde Napels, Salerno, Taranto (981), ontving daarna echter de nederlaag, en ontkwam slechts als door een Godswonder aan de handen der Grieken, die hem gevangen genomen hadden. Hij stierf te Rome op 28-j. leeftijd (7 December 985), den naam met zich in het graf nemende van een wreedaard. Hij werd opgevolgd door zijnen zoon Otto lil.
III (983—1002), geb. 980, was pas 3 jaren oud toen hij zijn vader Otto II opvolgde (983). Na een zeer onrustig regentschap, rukte O. III in 996 de Alpen over, bemachtigde Milaan, zorgde dat paus Gregorius V verkoren werd, en keerde toen naar Duitschland terug, om het hoofd te bieden aan de vijandelijke invallen der Slawen. Nog twee Iteeren verscheen O. 111 in Italië, was eens op het punt om door het gepeupel van Rome gegrepen te worden, en stierf te Palermo in 1002, naar men wil vergeven door de weduwe van consul Crescenlius, die op O.'s bevel ter dood was gebracht. Zijn opvolger was Hendrik II.
IV, van Bronswijk (1198—1218), geb. 1174, derde zoon van Hendrik den Leeuw, van Beieren, en Malhilda, werd na den dood van Hendrik VI (1197) door de Gueifische partij tot keizer gekozen, terwijl de Gibellijnen als zoodanig gekozen hadden Filips van Zwaben. Kerst in 1208 bleef O. alleen meester van den troon, werd 1209 gekroond door Innocentius 111, trachtte Apulië te ontweldigen aan Frederik II, vereenigde zich met Jan zonder Land om oorlog te voeren tegen Filips-August, en rukte met een leger van 120,000 man naar Vlaanderen, doch werd 1214 verslagen bij Bouvines. Hij stierf 19 Mei 1218 op den Hartsburg, en had een Hohenstanfe tot opvolger, nl. Frederik II.