Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Otto (bisschop)

betekenis & definitie

drie bisschoppen van Utrecht, nl.:

I, zoon van Otto II, graaf van Gelderland, werd op 18jarigen leeftijd door den aartsbisschop van Keulen benoemd tot bisschop van Utrecht (1211), en stierf 1215 te Moordhuizen in Overijsel, zonder door den paus als bisschop erkend te zijn.

II, zoon van Bernhard, graaf van der Lippe, werd 1215 tot den Utrechtschen bisschopsstoel verheven,toog 1219 ter kruisvaart naar Syrië, kwam na zijn terugkeer (1222) in oorlog met den graaf van Gelder; kort na dien oorlog deed hij, in bondgenootschap met de graven van Gelder en van Holland, eenen inval in Drenthe, doch leed eene. volkomene nederlaag, werd gevangen genomen, gruwelijk mishandeld en ter dood gebracht (1226).

III, zoon van graaf Willem I van Holland en broeder van graaf Floris IV, werd 1235 tot bisschop van Utrecht gekozen, regeerde met veel wijsheid, bestuurde als voogd over Willem II ook eenigen tijd de zaken van Holland, en stierf 1249.

< >