(Filips I, hertog van), stamheer van het Tweede huis van Orleans, eenige broeder van Lodewijk XIV, geb. 1640, gest. 1701, had lot leermeester Lamolhe Levayer, trouwde 1661 met Henriétte van Engeland (bekend onder den naam van Madame), die hem zeer subiet kwam te ontvallen (zie HENRIETTE), ging 1671 een tweede huwelijk aan (met Charlotte Elizabeth van Beieren), maakte de veldtochten in de Nederlanden (1667) en in Holland (1672), versloeg den prins van Oranje (1677), en boezemde door zijne dapperheid eenige bezorgdheid in aan Lodewijk XIV, die hem daarom met geen kommandement meer bekleedde. Deze Filips van 0. protesteerde tegen het testament van Karel II, koning van Spanje, die gehuwd was met zijne dochter Maria Louise van O.
(Filips II, hertog van), genaamd de Regent, zoon van den vorige, geb. 1674, had onder zijne leermeesters Jen onzedelijken abbé Dubois, die zich een verderfelijken invloed op hem wist te verschaffen. Met de schoonste talenten begaafd, onderscheidde hij zich in de armee sedert 1693 derwijze, dat Lodewijk XIV zich eenigszins beducht maakte over de populariteit van zijnen neef. Uit de krijgsdienst ontslagen, beoefende Filips II van O. met een bijzonderen aanleg de natuurwetenschappen. Na verloop van eenige jaren echlerzag hij zich weder met een kommandement bekleed in Italië (1706) cn in Spanje (1707 en 1708). Getuige geworden van de zwakheid van Filips V vatte 0. het plan op, om zich zelven op den troon van Spanje te plaatsen; toen Lodewijk XIV hiervan onderricht werd, wilde hij 0. in staat van beschuldiging stellen, waarvan hij echter weerhouden werd door den hertog van Burgnndiê; doch van dat oogenblik af zag hij den hertog van O. niet anders meer dan met weerzin. Dit belette echter niet, toen er in 1711 en 1712 geruchten in omloop gebracht waren alsof Filips door middel van vergif den dood had bewerkt van verscheidene prinsen der koninklijke familie, dat Lodewijk XIV toen zelf die aantijgingen weersprak als schandelijken laster. Door het testament des konings benoemd tot president van eenen raad van regentschap (1715) deed de hertog van O. zich door het parlement erkennen als Regent met eene onbeperkte macht. Nu veranderde zeer spoedig de staat van zaken in Frankrijk: de Sluarts verlieten het land; de Jezuïeten verloren al hunnen invloed; 25,000 soldaten werden uit de dienst ontslagen; 400 millioen livres staatsschuld werd geamortiseerd. De Regent liet zich echter verblinden door de reusachtige plannen van Law, hetgeen eindelijk hierop uitliep, dat ontelbare famiiien van welgesteldheid tot den bedelstaf gebracht werden. Er vormde zich eene partij misnoegden; de hertogin du Maine, gezamenlijk met den hertog van Celiamare, gezant vazi Spanje, spon de draden eener samenzwering, om het regentschap op te dragen aan Filips V; doch die samenzwering werd verijdeld.Om zich te wreken sloot de Regent een verbond met Engeland tegen Spanje, en deed de grootsche plannen van Alberoni mislukken. Toen Lodewijk XV in 1723 meerderjarig was geworden, wilde hij den hertog van O. aan het hoofd van het bewind laten; doch deze stierf nog in datzelfde jaar. De voortreffelijke hoedanigheden van don Regent werden verduisterd door zijne breidellooze zucht naar vermaak en genieting, eene zucht, die algemeene navolging vond.zoodat het Regentschap (ia Régence) in de geschiedenis van Frankrijk een tijdperk is van de grootste verdorvenheid van zeden.
(Lodewijk, derde hertog van), zoon van den vorige (1703—52), was een toonbeeld van deugd en vroomheid, en bracht de tien laatste jaren zijns levens in de abdij van de heilige Genoveva door. Men heeft hem belicht van overhelling naar de leerstellingen der Jansenisten ; doch de voldoende bewijzen voor de waarheid van dat beweren ontbreken.
(Lodewijk Filips, vierde hertog van), zoon van den vorige (1725—85), nam deel aan de veldtochten van 1742, 43 en 44, werd luilenant-generaal, vervolgens gouverneur-generaal van üauphiné, en sleet de laatste jaren zijns levens op zijn bekoorlijk landgoed Bagnolet. Hij was een beschermer der letterkundigen, cn speelde dikwijls mede in tooneelvoorsteilingen. Weduwnaar geworden, trad hij in 't geheim in den echt met mevrouw de Montesson (1773). Aan liefdegiften besteedde hij verbazende sommen (tot 240,000 francs in het jaar).
(Lodewijk Filips Jozef, vijfde hertog van), zoon van den vorige, gel). 1747, gaf reeds vroegtijdig blijk van zelfstandigheid van karakter en van stelselmatige oppositie legen het hof, doordien hij weigerde zitting te nemen in 't parlement Moupeou. Hij kommandeerde met goed gevolg een eskader in het gevecht van Ouessant (1778), en stond toen naarde waardigheid van oppcr-admiraal, doch zag zijn aanzoek op krenkende wijze afgewezen. Van 1785 af was hij de ziel en het vereenigingspunt van alle vijandigheid tegen het hof: zoowel aan de gebeurtenissen, die de omwenteling deden uitbarsten, als aan de eerste bedrijven der revolutie had hij ruimschoots deel. In de Vergadering van Notabelen (1787) verklaarde hij, dat alleen de Staten-Generaal het recht hadden, om over het heffen van belastingen te beslissen; daarop werd hij gebannen. In 1789 door den adel van Parijs gekozen tot afgevaardigde ter Staten-Generaal, verklaarde hij zich voor de nieuwe begrippen, en behoorde tot die leden van den adel, die zich aansloten aan den Derden stand. In 1790 begaf hij zich met zijne zonen naardeNoorder-armee, doch ontving reeds spoedig bevel om die te verlaten. Zich meer en meer in dearmen der revolutionaire partij werpende, werd hij benoemd tot lid der Conventie, nam in die vergaderingdennaamP/ti/ippeFpa/i/e'aan, sloot zich aan bij de Bergparlij (zie MONTAGNE), en liet zich zelfs zoo ver medeslepen, dat hij voor het doodvonnis van Lodewijk XVI stemde. Dit belette niet, dat hij zelf in staat van beschuldiging gesteld werd, en 6 Nov. 1793 verloor hij zijn hoofd op het schavot.
Zijn oudste zoon, Lodewijk Filips van Orleans (geb. 1773), eerst hertog van Chartres, daarna van O., werd 1830 koning van Frankrijk : de titel van Hertog van 0. ging toen op diens oudsten zoon over, nl.Ferdinand Filips Lodewijk Karel Hendrik, geb. 1810, gest. 1842, die 30 Mei 1837 gehuwd was met Helena Louïse Elizabeth van Mecklenburg-Schwerin (geb. 1814 teLudwigslust,gest,1858 te Richmond in Engeland), welke moedige vrouw zich in de omwenteling van 1848 met hare kinderen naar de Kamer der Afgevaardigden begaf, en eene heldhaftige poging deed om haren oudsten zoon (graaf van Parijs, geb. 1838) op den troon te doen plaatsen, doch slechts met levensgevaar ontkwam.