Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Marienburg

betekenis & definitie

1) stad in Pruisen, 13 uren g. bezuidoosten Dantzig, aan de Nogal, en aan den pruis. Oosterspoorweg; 7600 inw.; eertijds de residentie van den grootmeester der Duitsche Orde, wiens paleis, als een kostbaar gedenkstuk van oudduitsche bouwkunst, in 1824 geheel hersteld is.

Tusschen de Nogat en de Weichsel strekt zich de zeer vruchtbare landstreek uit, die genoemd wordt Murienburgische Werder. In 1460 werd M. ingenomen door Casimir IV; in 1626 en 1655 door de Zweden.2) marktvlek in Lijfland, aan het meer van M„ 11 a 12 mijlen bezuidw. Pskow; 2000 inw.; bekend als indertijd de verblijfplaats van haar, die later keizerin Catharina I van Rusland werd, en die naar dit vlek M. genoemd is het Meisje van Marienburg.
3) Marienbourg, stadje en vesting van den vierden rang in de bclgische prov. Namen, 13 uren gaans bezuidw. Namen; gesticht in 1542 door Maria van Hongarije, landvoogdes der Nederlanden; 1554 veroverd door de Franschen; 1559 teruggegeven aan de Spanjaarden, die M. in 1659 afstonden aan Lodewijk XIV. In 1815 ging M. voor Frankrijk verloren.

< >