(gravin), geb. 22 Juni 1805 te Tressow, gesproten uit een oud geslacht, dat reeds in 1231 in aanzien stond in Mecklenburg en Holstein, en dat reeds sedert de 14e eeuw het landgoed Basedow in eigendom heeft, was van 3 Juli 1826 tot 5 Febr. 1829 gehuwd met haren neef graaf Friedrich von Hahn (op Basedow), wijdde zich geheel aan de dicht- en letterkunde, schreef een aantal zeer gewilde romans, deed vervolgens groole reizen, ging 1850 tot de roomsch-kath. Kerk over, en begaf zich 1852 te Angers in een klooster.
Gesammelte Schriften (21 dln. Berlijn 1851); Bilder aus der Geschichte der Kirche (3 dln. Maintz 1858—59); enz.