fransch generaal, geb. Aug. 1804 te Verton bij Nantes, was de zoon van een zee-oüicier; hij kwam als onder-oflicier uit de school te St.
Cyr, werd 1 Oct. 1826 tot luitenant bevorderd, 12 Julij 1831 kapitein, was (1831) bij den genevalen staf van generaal Gerard voor Antwerpen, 1836 kommandant over een bataillonvanhetvreemden-legioen in Algerië, 1837 kommandant vanConstantinc, 1838 van Boedzjia, 1839 kolonel, na vele roemrijke gevechten in Algerië 1841 brigade-genc. raai, 1844 divisie-generaal; na korten tijd gouverneur van Algerië te zijn geweest, ging hij met verlof naar Parijs, voerde daar 1848 bij de Februarijomwenteling onder maarschalk Bugeaud het bevel over een der vijf kolonuen tegen de opstandelingen, was echter, door zijne instructiën gebonden, niet in staat doortastend te handelen. Door het voorloopig bewind werd hij tot opperbevelhebber in Parijs benoemd. In de nationale vergadering behoorde hij tot de gematigde regterzijde, verzette zich tegen de plannen van de keizerlijke partij, werd in den merk waardigen nacht van 2 Dec. 1851 gevangen genomen, even als de generaals Cavaignac enLamoricièreeerst naar de gevangenis te Mazas, toen naar die te Ham overgcbragt, en eindelijk tijdelijk uit Frankrijk verwijderd; hij nam de wijk naar Brussel, en toen hem later de terugkeer naar Frankrijk vergund werd, weigerde hij daarvan als van eene gunst gebruik te maken; hij stierf in Oct. 18G3.
