sedert 1815 een bestanddeel der Oostenrijksche monarchie, was circa 826 vierk. mijlen groot, en telde in 1857 eene bevolking van 5,237,000 zielen; het had zijne eigene,afzonderlijke regeering (autonomie), en werd bestuurd door eenen onderkoning, die te Milaan resideerde. Door de revolutie van 1848 werd aan dien regceringsvorin een einde gemaakt, en bij keizerlijk patent van 31 Dec. 1851 werd het L.-V. kroonland gesteld onder het bewind van eenen gouverneur-generaal, onder wien twee stadhoudersslouden, een over het Lombardische en een over liet Venetiaansche.
Nadat in 1859 (zie hel vorige art.) het grootste gedeelte vanliet kroonland (ruim369 vierk. mijlen met 2,792,000 zielen) aan Sardinië afgestaan was, behield het overige nog altijd den naam van L.-V. koninkrijk, en besloeg circa 157 vierk. mijlen, bevolkt met 2,445,000 zielen, en administratief ingedeeld in negen provinciën (Venetië, Udine, Reiiuno, Vicenza, Verona, Rovigo, Padua, Treviso en Mantua). Doch ook dit gedeelte ging in 1866 voor Oostenrijk verloren (zie blz. 167 dl. 2) en maakt thans insgelijks deel uit vim het koninkrijk Italië.