Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Ligurië

betekenis & definitie

lat. higuria, landschap in het oude Italië, noordelijk gedeelte, vormde het Z. W. deel van Cisalpijnsch Gallië; het strekte zich aanvankelijk uit van het noorden tot aan de Po, maar werd later beperkt tot de landen, die tusschen de zee en de Apennijnen lagen, ten oosten begrensd door de Macra, en ten westen door den Varus (Var).

De bewoners, Liguriërs of Liguren genoemd (d. i. bergbewoners), waren in een aantal volkeren gesplitst, nl.:1) in het noorden: de Vagiënnen, Venenen, Slatiëllen, Cerdiciaten, Celelaten, Ilvaten, Casmonaten, Emburiaten, Magellen, Vibelten;
2) in de Apennijnen, op de zuidhelling, de Hercaten, Lapicijnen, Garulen, Frinialen;
3) aan zee van 't oosten naar ’t westen: de Apuanen, Ingaunen, Inlemeliërs, Vediantianen. Men begrijpt onder den naam van Liguren ook de Taurijnen, de Libieken en de Leven, die Benoorden de Po en in het zuidoosten van Transalpijnsch Gallië woonden. De Liguren schijnen van denzelfden stam als de Iberen geweest te zijn. Gelijk alle bergvolkeren, waren zij moedig en naijverig op hunne onafhankelijkheid. Rome bracht hen eerst na 38 jaren oorlogens (200 —163 v. Chr.) tot onderwerping. Zij maakten later (118) deel uit van het romeinsche wingewest.

< >