godin der lijkplechtigheden, aldus genoemd, zeide men, omdat zij de inenschen wegrnkt wanneer het haar behaagt (ad libilum). In haren tempel moest alles gekocht en gehuurd worden wat bij eene begrafenis noodig was; ook werd in haren tempel een sterfregister (een Doodboek) bijgehouden.
De poort, welke men door moest om de dooden naar buiten de stad te brengen, werd naar L. genoemd Libitijnsche poort.