berucht demagoog, geb. 1744 te Geneve (of te Boudry bij Neufchâtel) kwam als geneesheer naar Parijs, werd als zoodanig aangesteld bij het personeel der stallen van den graaf van Artois, en maakte eenigen naam door zijne geschriften over wetenschappelijke onderwerpen. Doch bij het uitbarsten van de omwenteling werd hij al spoedig de afgod des volks, door de hevige taal, die hij voerde in het 1789 door hem uitgegevene staatkundige dagblad l'Ami du Peuple.
Deswege herhaalde malen in rechten betrokken, wist hij steeds iedere aanklacht onschadelijk te maken, hetzij door eene verregaande stoutmoedigheid, hetzij door zich tijdelijk uit de voeten te maken. Door de bescherming van Danton werd M. lid van de municipaliteit en later van de commissie uit het Schrikbewind. De moordtooneelen van 2 en 3 Sept. 1792 en de veroordeeling van Bodewijk XVI waren gedeeltelijk het gevolg van M.’s demagogisch ijveren. Eindelijk door een der Parijsche kiescollcgiën als afgevaardigde ter Conventie gekozen, werd hij daar de hoofdleider der zoogenaamde Bergpartij, en deed de instelling van een revolutionair gerechtshof decreteeren, zoomede de beruchte wet, waarbij aan eene commissie voor de algemeene veiligheid volmacht werd verstrekt om alle verdachte personen in hechtenis te nemen ; met verwoedheid had hij het op de Girondijnen gemunt, waarvan hij er 22 buiten de wet deed verklaren 2 Juni 1793. Daags te voren had hij het volk openlijk aangehitst tot den opstand, en was te dier zake door de Conventie zelve overgeleverd aan het revolutionaire gerechtshof, doch als iu triomf door het gepeupel teruggebracht naar de vergaderzaal der Conventie. Zes weken later (13 Juli) werd hij, terwijl hij een bad nam, doodgestoken door Charlotte Corday.