Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Hessen (stam)

betekenis & definitie

duitsche volksstam ; ze woonden oudtijds in het tegenwoordige Opper- en Neder-Hessen, en heetten toen Catten (Chatten), doch versmolten later onder de Franken, en werden gedeeltelijk door de Saksen vervangen; vandaar dat men een saksischen en een fränkischen Hessengau had. Onder de fränkische koningen werden de H. door graven geregeerd, waarvan de mächtigsten met Conrad 1 tot de hertogelijke waardigheid in Frankenland en op den duitschen koningstroon kwamen.

Daarna trad in het gedeelde land eene reeks kleinere dyuastien op, waarvan de voornaamste die der Gisonen, graven van Gudensberg, was. Met eene erfdochter uit dit geslacht kwam landgraaf Lodewijk I van Thüringen in het bezit van Gudensberg, en werd ook in Hessen als heer des lands erkend. Ten gevolge van den thuringschensuccessie-twist kwam Hessen 1263 aan den zoon van Sophia van Braband, nl. Hendrik I bijgenaamd het Kind, die zich te Cassel vestigde en de eerste was, die zich heer van Hessen noemde. Tevens bezat hij Gudensberg, en van lieverlede werd het overige van Hessen aangewonnen. Van zijne zonen was Otto degene, die de dynastie voortzette. Diens zoon Hendrik II, bijgenaamd de Ijzeren (1328 —76) verwierf Trelfurt, een gedeelte der heerlijkheid Itter, de helft van Schmalkalden, enz., en was de eerste, die den titel aannam (1336) van landgraaf van Hessen. Op hem volgde zijn neef Herman de Geleerde (1377—1413), die veel niet verbondene edelen te kampen had, doch het patronaatrecht over de abdij Hersfeld, het halve graafschap Lisberg en de heerlijkheid Welkersdorf verwierf. Door zijnen zoon Lodewijk I, de Vreedzame (1413—58) werd Ziegenhain, Nidda, de voogdij van Corvei, en het leenheerschap over Waldeck daaraan toegevoegd. Bij diens dood had eene deeling plaats tusschen Lodewijk II den Vrijmoedige, en Hendrik III den Rijke: doch de linie van laatstgenoemden uitgestorven zijnde (1500), vormde het land weder één geheel onder Wilhelm II (1493—1509), die het naliet aan den in de geschiedenis der Reformatie beroemd gewordenen Filips den Grootmoedige. Deze stierf 1567, na bij testament van 1562 het land gedeeld te hebben tusschen zijne vier zonen, waarvan echter Filips II in 1583 en Lodewijk III in 1604 zonder rechtstreekschen erfgenaam stierven, zoodat slecht de linién Hessen-Cassel en Hessen-Darmstadt bleven beslaan. Zie de volgende artt.

< >