geb. 23 Maart 1725 te Montagnac in Languedoc, trachtte de bescherming te verwerven van madame de Pompadour, de bijzit des konings, en kwam op het denkbeeld haar te waarschuwen tegen een komplot, dat, naar hij voorgaf, haar leven bedreigde, maar dat in 't geheel niet bestond. Toen de alvermogende bijzit van Lodewijk XV deze misleiding ontdekte, liet zij L. in den kerker werpen; uit Vincenues, waar hij aanvankelijk opgesloten zat, werd hij overgebracht naar Bicêtre, en toen hij ook hier pogingen deed om te ontsnappen sloot men hem op in de Bastille.
Gedurende 35 jaren (1749—1784) zuchtte hij in de gevangenschap, zonder dat er ooit aan gedacht werd zijn proces voor de rechtbank te brengen. Eindelijk in vrijheid gesteld, gaf hij zijne Mémoires in het licht. In 1793 werden de erfgenamen der markiezin de Pompadour door de rechtbank veroordeeld om aan L., wegens de wederrechtelijke behandeling die hem aangedaan was, als vergoeding 60,000 francs te betalen, waarvan hij nog ruim tien jaren genot mocht hebben, daar hij 1 Jan. 1805 stierf.