ital. geneesheer, geb. 1766 te Parma, gest. 1837 te Milaan. Hij studeerde te Florence, l’avia, Londen en Milaan, werd 1796 professor der pathologie, vervolgens rector der Geneeskundige faculteit te Pavia.
Niet ongunstig gezind blijkende jegens de denkbeelden der omwenteling, werd hij 1797 secretaris van den minister van binnenlandsche zaken der Cisalpijnsche republiek te Milaan. Hij verliet die stad met de Franscben, keerde na den slag van Marengo (1801) daar terug, werd benoemd lot eersten geneesheer van het gouvernement, chef van het militair hospitaal, enz., verloor zijne ambten 1814, werd door Oostenrijk in eene samenzwering betrokken, en bleef tot 1818 in de gevangenis. Na dien tijd wijdde hij zich uitsluitend aan de geneesk. praktijk. Zijn stelsel, om alle ziekten enz. te beschouwen als het gevolg van stimuleerende oorzaken en ze daarom uitsluitend te behandelen met contra-stimuleerende middelen, w'ordt het Rasorismus genoemd.