beroemd italiaansch schrijver, geb. 1313 te Parijs (of te Florence), gest. 21 Dec. 1375 te Certaldo op zijne buitenplaats, na sedert 1373 prof. te Florence te zijn geweest ter verklaring van Dante’s werken. Hij was de natuurlijke zoon van een florentijnsch koopman uit Certaldo, en werd aanvankelijk tot den handelstand opgeleid, was achtereenvolgend op koopmanskantoren te Florence, Parijs en Napels geplaatst, doch liet die loopbaan geheel varen voor het vak der letteren.
Tijdens zijn verblijf te Napels werd hij de minnaar van de natuurlijke dochter van koning Robert, met name Maria, die hij in zijne werken bedoelt als hij van Fiammetta spreekt; en hij werd ook ontvangen bij koningin Johanna. Om die twee dames te behagen, schreef hij zijn Decamerone, eene verzameling van honderd novellen, die zijnen naam vereeuwigd hebben, cu waardoor hij eenen eersten rang heeft ingenomen onder de italiaansche prozaschrijvers; het zijn losse, boeijemle verhalen, hier en daar echter een weinig onkiesch. Na zijns vaders dood vestigde B. zich te Florence, waar hij in naauwe betrekking kwam niet Petrarca. Ofschoon men B. tegenwoordig alleenlijk als voortreffelijk novellist kent, was hij tevens een geleerd man; daarvan getuigen zijne verhandelingen: De genealogia Deorum; Demontium, syharum, etc. nominibtis; De casibus virorum cl mulienm illnslrhm; De claris mulieribus; enz. Zijne voornaamste werken, vooral zijn Decamerone, zijn zeer dikwijls herdrukt en vertaald (onder anderen in liet Fransch door Mirabeau 1802; in het Duitsch door Witt, 2e druk Leipzig 1843). De Opere complete van B. verschenen in 17 dln. (Florence 1827).