(graaf), fransch generaal, geb. te Phalsbourg (dept. Meurthe) 21 Febr. 1770, gest. 21 Nov. 1838, nam in 1792 dienst, streed in Italië, Spanje, Duitschland en Rusland; klom door zijn moed op van rang tot rang; was adjudant van Joubert, van Moreau, van Napoleon; werd 1807 divisie-generaal, na dén slag bij Friedland; nam 1808 de stad Medina in Spanje stormenderhand in; droeg bij tot de inname van Burgos; onderscheidde zich 1809 te Eckmühl, en te Esslingen ; redde door zijne dapperheid een gedeelte van het fransche leger, ingesloten op het eiland Lobau, en werd voor dit wapenfeit verheven tot graaf van Lobau (1809).
Na de capitulatie van Dresden (1813), werd hij, in strijd met de getroffene schikkingen, als krijgsgevangene naar Engeland vervoerd, waar hij tot 1814 bleef. Hij kwam den 20 Maart 1815 weder in dienst van Napoleon, streed bij Waterloo, werd onder de Restauratie gebannen, en keerde eerst 1818 in Frankrijk terug. In 1828 tot afgevaardigde (dept. Meurthe) benoemd, nam hij deel aan de omwenteling van 1830; werd toen president van de voorloopige commissie, verving La Fayette als kommandant der nationale garde (Dec. 1830), en ontving 1831 den maarschalksstaf. Als kommandant der nationale garde ontwikkelde hij veel ijver in het beteugelen der volkstumulten, die 1832 en 1834 te Parijs plaats hadden.