Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Ethiopië

betekenis & definitie

lat. AEthiopia, onder dezen naam werd in de oudste tijden onbestemd al het land verstaan, dat ten zuiden van Egypte lag.

Later werd de naam van E. meer bepaaldelijk gegeven aan het stroomgebied van den Boven-Nijl, dat wil zeggen al het land van de watervallen af, tot aan kaap Delgado; het bevatte dus de landen, die tegenw. genoemd worden Nubie, Abyssinië, Kordofan, Darfoer, Adel, Magadoxo, Brava, Melinde, enz. De naam van Ethiopiërs, d. i, door de zon verzengden, wordt door de oude geografen dikwijls gebruikt, en zij spreken dan van oostersche en westersche Ethiopiërs, om aan te duiden volkeren, die of ter rechter- of ter linkerzijde van den Nijl woonden. Onder de zeer talrijke volksstammen, die E. bewoonden, en die allen afkomstig schijnen te zijn uit Arabië, onderscheidde men: de Ethiopiërs van Meroë, die de landstreek tusschen den Nijl en de Albarah bewoonden ; hunne hoofdstad was Meroë (misschien het tegenwoordige Atbar of Dzjebl-el-Birkel); wijders de Blemmyën, die ten oosten van Meroë woonden, en die ons door Plinius worden voorgesteld als menschen zonder hoofd; de Nuben of Nubiërs, ten westen van Meroë; de Sembrieten, ten zuiden van Meroë, in het tegenwoordige Abyssinië. Deze laatsten (de Sembrieten) overweldigden Egypte op verschillende tijden; ze werden tot onderwerping gebracht door Ptolemeüs Evergetes. Ze hadden verscheidene koninginnen, die den naam van Candace, droegen. Op hun grondgebied lagen de steden Sembobitis en Axum. Dan had men nog de Elephantophagen, de Struthiophagen, de Ophiophagen) d. i. Olifauteneters, Struisvogelen-eters, Slangen-eters); doch van hen weten wij niets bijzonders. Al die volkeren woonden landwaarts m. Aan de kusten woonden de Troglodieten, die zich uitstrekten van de grenzen van Egypte tot aan de zeeëngte Bab-el-Mandeb; bij dien vond men de haven Aduleh. Nog meer zuidelijk woonden de Ichthyophagen, de Creophagen, de Chelonophagen (d. i. Visch-eters, Vleesch-eters, Schildpadden-eters), en de Macrobiërs, die gezegd werden eenen ouderdom te bereiken van 120, ja zelfs tot 150 jaren.Aangaande de geschiedenis van E. weet men weinig of niets. De Joden vestigden er zich reeds vroeg om handel te drijven. De Romeinen veroverden het noordelijk gedeelte van E. en lijfden dit in bij Egypte, onder den naam van AEthiopia supra AEgyplum. Het Christendom werd in E. ingevoerd in de 4e eeuw; het heeft zich tot den huidigen dag staande gehouden in Abyssinië.— De ouden strekten den naam van E. ook uit tot een gedeelte der kust van Azië, tusschen Perzië en Indië, aan de oevers van de Erythresche Zee. Eerst in de middeleeuwen is men begonnen Abyssinië met den naam van E. te bestempelen. Onder den naam van Ethiopische Zee vindt men op oude kaarten het zuidelijk gedeelte van den Atlantischen Oceaan aan de westkust van Afrika. Ethiopische Archipel noemen de nieuwe geografen de aan Afrika's oostkust gelegene eilandengroep in den Indischen Oceaan.

Met den naam van Ethiopische taal bestempelen wij de taal (door de inboorlingen zelven Geetz genoemd), die tot de 14e eeuw in Abyssinië gesproken placht te worden, doch die, toen door het Amharisch verdrongen, sedert nog maar alleen als kerke- en schrijftaal gebruikt wordt, en tot den semitischen taalstam behoort. Sedert de invoering van het Christendom onder Constantijn den Groote werden in het Ethiopisch een aantal werken geschreven, meerendeels kerkelijke of historische. De geheele Bijbel (het O. T. naar de Zeventig Overzetters) werd reeds in de 4e eeuw in het Ethiopisch vertaald (Octateuch), uitgegeven door Dillmann, Leipzig 1854—59). Van vele oorspronkelijk in het Grieksch geschrevene apocriefe boeken bestaat niets anders meer dan de ethiopische overzetting; de meest bekende zijn : het Boek Henoch (Ethiopisch uitgegeven door Dillmann, Leipzig 1852; duitsche vertaling van Hoffmann, Jena 1838) en het Boek Adam (uitgegeven door Dillmann, Göttingen 1853). Niet onbelangrijk zijn de historische geschriften, waarvan er echter nog geen in hun geheel gedrukt zijn. Rijke verzamelingen van ethiopische manuscripten bevinden zich te Oxford, Tübingen en Parijs. Ethiopische spraakkunsten hebben wij van Ludolf (Frankfort 1702) en Dillmann (Leipzig 1857), een Ethiopisch Woordenboek van Ludolf (Frankfort 1699). Ludolf is de grondlegger van de beoefening der ethiopische taal- en letterkunde in het Westen. In onzen tijd hebben zich dienaangaande zeer verdienstelijk gemaakt de Duitschers Ewald en Dillmann.

< >