twee koninginnen van Hongarijë:
1) E., dochter van Wladislas Lokietek, koning van Polen, trad 1319 in den echt met Charoberl, koning van Hongarijë. Na den dood van haren broeder Casimir, koning van Polen, regeerde zij dat land gedurende tien jaren als voogdes over haren oudsten zoon Lodewijk, koning van Hongarijë en van Polen; maar de Polen, zeer ontevreden over haar bewind, noodzaakten haar in 1380 de teugels der regeering neder te leggen. Naar haar noemt men het bekende reukwater Eau de la reine de Hongrie.
2) E., dochter van Stephanus, koning van Bosnië, trad in den echt met Lodewijk den Groote, koning van Hongarijë en van Polen. Bij den dood van dien koning (1382) werd zij benoemd tot regentes des rijks en voogdes over hare dochter Maria. Toen Karel van Durazzo, koning van Napels, eenen inval was komen doen in Hongarijë en Polen, deed hij moeder en dochter opsluiten in eene enge gevangenis, waar zij gekerkerd bleven tot 1386, toen Durazzo vermoord werd. Alstoen in vrijheid gesteld, werd E. weder op den troon geplaatst; doch reeds kort daarna andermaal van den troon gestooteu, door Giornard, stadhouder van Croatië en een aanhanger van Durazzo, werd zij op diens bevel ter dood gebracht door verdrinking (1386).
