duitsch natuurkundige, geb. 4 Juli 1795 te Mitau, deed groote wetenschappelijke reizen, was intusschen professor eerst te Kasau toen te Wilna, 1838—1851 te Petersburg, waar hij, toen tot staatsraad benoemd, van zijn pensioen leeft. Onder de vele werken van E. verdienen vooral de volgende melding : Reiseauf dem Kaspischen Meere und in den kaukasus (2 dln.
Stutgart 1834— 1837); Plantariim novanm, quas in itinere CaspicoCaucasio observavit, fasciculi (2 dln. Wilna en Leipzig 1831—33); Fauna Caspico-Caucasia (Petersburg 1841, met 40 afbeeldingen); en Lethiea Rossica (dl. 1 Stutgart 1860 en v.)