Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Christiaan Julius de Meza

betekenis & definitie

deensch generaal, geb. 14 Jan. 1792 te Elzeneur, waar zijn vader (even als vroeger ook zijn grootvader) geneesheer was. Hij stamt af van eene oude familie (portugeesche Joden), die zich omstreeks 1760 in Kopenhagen kwam nederzetten, en omstr. 1780 het Christendom omSielsde.

Tijdens den aanval der Engeischen (1807) diende M. bij het wapen der artillerie; doch zich bijzonder op taalstudie toegelegd hebbende, nam hij reeds spoedig zijn ontslag uit de actieve dienst, en bleef tot 1842 leeraar eerst bij de Arlillerie-school, vervolgens bjj de Militaire akademie. In 1842 weder in dienst getreden, werd hij 1848 kommandant der veld-artillerie, stond bij Bau, Sleeswijk, Nubbel, Duppel, en woonde al de gevechten van die dagen bij, werd kolonel en brigade-chef, en omstreeks de helft van 1849 bekleed met het kommando op het eiland Alsen, waar hij 15,000 man onder zijne bevelen had. Aan den bloedigen strijd bij Fredericia (6 Juli) nam hij deel, werd generaal-majoor, en 1 Jan. 1850 chef der ganscheartillerie-brigade. Daarop werd hij ziek, werd later inspecteur-generaal der artillerie, bevelvoerend generaal in Sleeswijk en Jutland, luitenant-generaal, 1863 gouverneur van Kopenhagen, en Dec. van dat jaar opperbevelhebber over de geheele deensche armee, ten einde het hoofd te bieden aan de austro-pruisische overweldiging, waarin M. zich, naeenen kloeken tegenstand, wereldberoemd maakte door zijnen aftocht uit het Dannevirk naar het eiland Alsen, waardoor het deensche leger voor totalen ondergang behoed werd. Aanvankelijk grievend deswege miskend, mocht M. later de voldoening smaken, dat zijn wijs beleid evenzeer in zijn vaderland als in den vreemde naar waarde beoordeeld werd, en geëerd en geacht stierf bij Sept. 1865 te Kopenhagen.

< >