Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Beloedzjistan

betekenis & definitie

eene landstreek in Azië, grenst ten O. aan het hindostansche landschap Sind, tenN. aan Afghanistan, ten W. aan de perzische prov.Iran en ten Z. aan de Indische Zee, beslaat eene oppervlakte van 9000 vierk. mijlen, telt eene bevolking van omstreeks 2's millioen zielen, en is ingedeeld in de zes provinciën Saraw'an, Kelat,Goendawa, Khotzdar, Ihalawan en Loes, waarbij men nog voegen kan de woestijn van B. Het door bergketenen doorsneden land in de rigting van het O. naar het W. behoort voor het grootste gedeelte tot het aziat. hoogland ; terwijl het landschap naar den Indus terrasvormig lager wordt, loopt het naar het N. en N.

W. in de zandwoestijn van B. uit. De eenige rivieren, die iets beteekenen, zijn Bolan, Moela, Poeralli en Kaskein ; ze loopen in zuidelijke rigting. Het klimaat is in de woestijnstreek brandend heet, in de dalen vochtig en warm, in de hooglanden guur en koud. In de oazen' der woestijn gedijen dadelpalmen, in de dalen rijst, katoen en indigo, op de hoogten de meeste europesche fruit- en graansoorten. Twee volkstammen van verschillende afkomst beu'onen het land; het gure oostelijk gedeelte wordt bewoond door de Brahoewi, het noordel. en westel. gedeelte door de Beloedzjies. De Brahoewi zijn een veehoedend nomaden-volk, eenvoudig, vreedzaam, gehard en dapper; de Beloedzjies zijn domme Sunniten, rank en schoon gebouwd, deels roofzuchtige veehoeders, deels landbouwers, gastvrij, werkzaam en vlug. Na eerst deel uitgemaakt te hebben van Perzië, toen van Indië, vervolgens van Kaboel, heeft B. zich in de 18e eeuw onafhankelijk gemaakt, en eene soort van slaten-bond gevormd. De afzonderlijke khanaten stonden onder den khan vanKelat.en sloten zich in oorlogstijd naauw aan hun opperhoofd aan ; doch sedert 1795 hebben vele khanaten zich aan den bond onttrokken. Tegenw. heeft B. dan ook geen eigentlijke hoofdstad ; vroeger was dat Kelat, hetwelk in 1839 tweemaal veroverd werd door de Engelschen. In 1841 ontving Nasirkhan het land als britsch leenvorstendom; doch naauwelijks waren de Engelschen afgetrokken, of de leenroerigheid veranderde weder in onafhankelijkheid.

< >