geb. te Grenoble 1761, was een Protestant, welsprekend redenaar en ijverig voorstander van de fransche omwenteling, waarvan hij een der edelste slagtoffers werd. In 1789 benoemd tot afgevaardigde bij de Constituerende Vergadering, blonk hij uit door zijne groote bekwaamheden.
De Nationale Vergadering koos hem tot haren secretaris, tot lid van het comité der koloniën, en 1791 tot baren voorzitter. Toen Lodewijk XVI was aangehouden op zijne vlugt, werd B. met Pétion en Latour-Maubourg naar Varennes gezonden, om het koninklijk gezin terug te halen, en gedurende den terugtogt legde hij den meesten eerbied aan den dag jegens den koning en de koningin; vervolgens verdedigde hij de onschendbaarheid van den persoon des konings, keurde alle strenge maatregelen af, en ried tot gematigdheid. Door een en ander op het laatst al zijne populariteit verloren hebbende, keerde hij na afloop der zitting naar Grenoble terug, waar hij nog maire was, toen na den 10 Augustus de ijzeren kast geopend werd en men daarin het bewijs vond, dat B. in den laatsten tijd in briefwisseling was geweest met het Hof; hij werd 19 Aug. 1792 in hechtenis genomen, bleef 15 maanden tc Grenoble gevangen, werd toen naar Parijs overgebragt en door de revolutionaire regtbank ter dood veroordeeld; bij stierf 29 Nov. 1793 onder de bijl der guillotine. Een zijner welsprekendste redevoeringen is die, welke hij uitsprak voor zijne regters. Zijne Oeuvres verschenen in 4 dln., 1843.