naam van verscheidene grieksche koningen van Syrië uit den stam der Seleuciden.
A. I (282—261 v. Chr.) met den bijnaam Soler, d. i. de Redder, op grond van zijne in Klein-Aziè op de Galliërs bevochtene overwinning.
A. II, bijgenaamd Theos, d. i. de God, omdat hij de Mileziers van den tiran Timarchus verloste. Hij voerde een ongelukkigen oorlog tegen Ptolemeus van Egypte, aan welken oorlog hij slechts een einde maakte,doordien hij, na zijne vrouw Laodice verstooten te hebben, in den echt trad (250 v. Chr.) met lierenice,de dochter van Ptolemeus. Toen deze vorst twee jaren later gestorven was. werd de verstootcne gemalin Laodice teruggeroepen, en lierenice met haar kind naar Antiochië gebannen. Laodice liet zich nu door haren dorst naar wraak derwijze vervoeren, dat zij reeds kort daarna (247 v. Chr.) zoowel haren gemaal A., alsook lierenice en haar kind,liet vermoorden. [Zie eenA., die hier tusschen valt, in het vorige art. ANTIOCHUS 2).—] .—.
A. III bijgenaamd de Groote, koning van Syrië sedert 224 v. Chr., zocht zijne magt ook naar Europa (in Macedonië) uit te breiden, en geraakte daardoor in eenen oorlog met de Romeinen (Antiochische Oorlog), die met een zeer vernederenden vrede (189 v. Chr.) eindigde, waarbij hij geheel Azië aan deze zijde van den Taurus aan hen moest afstaan ; zijn gezag was dus aanmerkelijk verzwakt. Twee jaren later (187 v. Chr.) deed hij eenen inval in het land der Elymeers en zocht den rijken tempel van Jupiter te plunderen, doch werd bij die gelegenheid door de verwoede inboorlingen doodgeslagen.
A. IV, zoon van den vorige,'bijgenaamd Epiphanes ( 176—163 v.Chr.) lokte door zijne tirannij en door den tempelroof te Jeruzalem den opstand der Macchabeên uit (167— 164 v. Chr.), welke eindigde met de bevrijding der Joden van het Syrische juk. In 163 v. Chr,, na een ongelukkigen veldtogt tegen de Osten, deed hij eenen val van zijn paard, ten gevolge waarvan hij te Tabee in Perzië stierf.
A. V, bijgenaamd Eupator, zoon van A. IV, 13 jaren oud toen zijn vader stierf, was toen met den reeds vroeger als voogd over hem benoemden veldheer Lysias juist bezig met de belegering van Jeruzalem. Onverwacht wierp des vaders vroegere gunsteling, Philippus, zich op om voor den onmondigen koning het bewind te voeren, volgens de uiterste wilsbeschikking van den overledenen vorst. Zoodra hij dit vernam trof Lysias eene schikking met de Joden, rukte tegen Philippus in het veld, en overwon hem (162 v. Chr.). Kort daarop kwam Demelriusuit Rome, nam zijnen neef Antiochus benevensLysias gevangen, en liet hen anno 161 v.Chr. ombrengen.
A. VI, met den bijnaam Theos, zoon van Alexander Balas, betwistte den troon aan Demetrius Nicator (144 v. Chr.); en geholpen door Diodotus Tryphon, die hem had opgevoed, maakte A. zich meester van bijna het geheele rijk, doch werd 141 door den zelfden Tryphon vermoord.
A. VII, opgevoed te Sida in Pamphylië, en daarnaar Sidetes bijgenaamd, waseenzoonvan Demetrius Soter, verdreef (138 v. Chr.) den troon-overweldiger Tryphon, bragt de Joden tot onderwerping (132 v. Chr.), en stierf in eenen slag tegen de Parthen (130 v. Chr.), waarna Demetrius Nicator zich meester maakte van den troon.
A. VIII, met de bijnamen Philometor en Grypus(d. i.Haviksneus), was een zoon van Demetrius Nicator, en regeerde nadat zijn vader vermoord was over een gedeelte van Syrië; met behulp van de Egyptenaren verdreef hij Alexander Zabina, die hem den troon betwistte; vervolgens ruimde hij zijne moeder Cleopatra uit den w'eg door middel van vergif, dat bestemd was voor hem zelven; en na met zijnen halven broeder Antiochus Cyzicenus lang getwist te hebben om het bezit des rijks, werd A. VIII in 97 v. Chr.vermoord.
A. IX, Cyzicenus (dewijl hij zich, na den dood zijns vaders A. Sidetes, te Cyzicus ophield),ook met den bijnaam Philopator, was de broeder van A.VIII, bij wiens leven hem reeds Ccelesyrië was afgestaan, en na wiens dood hij over geheel Syrië regeerde, viel anno 96 v. Chr. in eenen slag tegen Seleucus Epiphanes, zijns broeders zoon, tegen wien hij den strijd om het roei' van staat moest voortzetten; volgens anderen verloor hij dien slag en bragt toen zich zelven om het leven.
A. X, bijgenaamd Eusebcs, zoon van den vorige, overwon Seleucus Epiphanes, onderdrukte den opstand, verwekt door diens twee broeders Antiochus Philadelphus en Philippus, de zonen van A. Grypus, en versloeg deze beide aan den Orontes, doch vond zelf den dood in den strijd tegen deParthen. Onderhevigebinnenlandsche beroeringen werd hij opgevolgd door Philippus.
A.XI, Philadelphus, ook Epiphanes genaamd, tegenstander van den vorige, verdronk in den Orontes, op zijne vlugt na den ongelukkigen slag aan die rivier.
A. XII, Dionysus, ook een zoon van A. Grypus, vatte de vkapenen op tegen Philippus (zie ANTIOCHUS X), doch viel in een gevecht tegen eenen arabischen stam.
A. XIII, met den bijnaam Asiaticus, zoon van Antiochus X, verkreeg tijdens zijn verblijf te Rome van den senaat de erkenning als koning van Syrië, werd ookalszoodanig bestendigd door Lucullus (anno 68) na zijne overwinning op Tigranes van Armenië, die Syrië aan zich onderworpen had ; doch anno 65 v. Chr. werd A. XIII door Pompejus onttroond. Hij was de laatste Syrische koning uit het geslacht der Seleuciden.