Hieronder verstaat men in de volkstaal dikwijls de geslachtsziekten bij den man (opgedaan bij een besmette vrouw); voor het overige bedoelt men met V. de aandoeningen van het vrouwelijk geslachtsapparaat. Het deel der geneeskundige wetenschap, dat zich met deze ziekten bezig houdt, draagt den naam van gynaecologie. Men onderscheidt deze ziekten in:
A. de ziekten der uitwendige geslachtsorganen;
B. de ziekten der inwendige geslachtsorganen;
C. de functioneele stoornissen van het geslachtsapparaat.
Onder A. rekent men de aandoeningen van de groote en kleine schaamlippen, het maagdenvlies, de clitoris en de klieren van Bartholinus. Deze aandoeningen kunnen zijn: 1°. ontsteking, 2°. gezwellen en 3°. aangeboren afwijkingen.
De ontsteking openbaart zich in hoofdzaak door roodheid, pijn, zwelling en jeuken of branderig gevoel van de betreffende deelen en door de afscheiding van een slijmig of meer etterig vocht. De ontsteking kan het gevolg zijn van onreinheid, zwangerschap, maden (zooals bij kinderen vaak voorkomt), gonorrhoïsche of andere infectie. De bestrijding der aandoening moet zich dus steeds richten naar de oorzaak en voor ieder bepaald geval verschillend zijn. De gezwellen kunnen behooren tot de boosaardige (b.v. kanker) of tot de goedaardige (b.v. bindweefselgezwellen). Een eigenaardige vorm van kleine gezwellen, die tot een groote samenhangende massa kunnen uitgroeien, komt voor bij syphilis en gonorrhoe (Vijgwratten). De uitwendige geslachtsdeelen kunnen tot aan de anaalopening, zelfs verder, geheel daarmee bezet zijn. Zelden komt voor de elephantiasis (zie aldaar) dezer deelen.
De aangeboren afwijkingen zijn velerlei: de clitoris kan vergroot zijn in die mate, dat ze op het
mannelijk geslachtsdeel gelijkt — het maagdenvlies heeft soms slechts een zeer kleine opening, kan zelfs geheel gesloten zijn — de scheede kan geheel of gedeeltelijk ontbreken — de uitwendige geslachtsdeelen kunnen in meerdere of mindere mate gelijken op de mannelijke, waardoor alle mogelijke vormen van schijnbaar of werkelijk hermaphroditisme (zie aldaar) kunnen aanwezig zijn. Verder nog kan het voorkomen, dat de anaalopening en de geslachtsopening in één holte, cloaca, uitmonden, tengevolge van het bestendigd blijven van een vroegeren ontwikkelingstoestand.
Onder B. rekent men de ziekten der scheede, baarmoeder, eileiders, eierstokken en van het bandapparaat, dat de inwendige geslachtsorganen op hun plaats houdt, met het omringend bindweefsel.
De ziekten der scheede (vagina) bestaan in: ontsteking, gezwellen, verkregen en aangeboren afwijkingen.
De ontsteking openbaart zich, zooals overal, door roodheid, zwelling, pijn, jeuken, gevoel van zwaarte en afscheiding van een min of meer etterig vocht (fluor albus). Ze is het gevolg van plaatselijke prikkels (dragen van een ring) van de een of andere infectie of van een ziekelijken toestand der baarmoeder.
Van de gezwellen komt zoo goed als uitsluitend voor kanker, zelden vindt men goedaardige gezwellen.
Tot de verkregen afwijkingen behooren de descensus vaginae, het naar beneden zakken en de prolapsus vaginae, het naar buiten treden der scheedewanden. Deze stoornis is bijna zonder uitzondering het gevolg van een baring en wordt verholpen door het dragen van een ring (pessarium) of door chirurgische tusschenkomst. Verder vernauwingen door litteekens.
Tot de aangeboren afwijkingen rekent men het geheel of gedeeltelijk ontbreken — de verdubbeling — en het gesloten zijn der vagina.
De ziekten van de baarmoeder kan men onderscheiden in ontsteking, gezwellen, liggingsafwijkingen en aangeboren afwijkingen.
De ontsteking, zich o.a. openbarende door de afscheiding van een etterig vocht, is meestal het gevolg van infectie bij baring of miskraam, dikwijls van gonorrhoe, soms van tuberculose en niet zelden van een verkeerde ligging der baarmoeder.
De gezwellen zijn boosaardige, n.l. kanker, of goedaardige, meestal zoog. vleeschboomen. Zeldzamer komen voor andere gezwellen, die men adenoma, sarcoma of deciduoma noemt. Zeer veelvuldig komt voor kanker van de baarmoeder, zich in den regel manifesteerende door onregelmatige, min of meer heftige bloedingen en door de afscheiding van een bloederig-etterig, meestal stinkend vocht. Alleen zeer tijdige chirurgische tusschenkomst is in staat het bedreigde leven te redden.
De liggingsafwijkingen zijn v.n.l. achteroverkanteling (retroflexio) of sterke vooroverkanteling (anteflexio). Vooral de eerste, meestal gevolg van een baring, kan onaangename verschijnselen van pijn, zwaarte, zenuw'-, blaas- en darmstoornissen teweegbrengen. De achteroverkanteling der zwangere baarmoeder kan aanleiding geven tot zeer gevaarlijke toestanden, gevolg van beklemming der baarmoeder in het kleine bekken. Tijdige tusschenkomst kan hier veel kwaads voorkomen. De achteroverkanteling der baarmoeder kan in den regel verholpen worden door inbrengen en dragen van een ring (pessarium). Een enkele maal is operatieve hulp noodzakelijk.
De aangeboren afwijkingen bestaan in het ontbreken van den uterus, in onvoldoende ontwikkeling of in geheele of gedeeltelijke verdubbeling van de baarmoeder.
De ziekten der eileiders (tubae, salpinges) bestaan in hoofdzaak in ontsteking. Deze ontsteking is in de groote meerderheid der gevallen het gevolg van gonorrhoische infectie, minder vaak van tuberculose of andere oorzaken. Zij openbaart zich hoofdzakelijk door pijn in den onderbuik en door koorts. Een eigenaardige afwijking moge hier nog vermeld worden, n.l. de eileiderzwangerschap, waarbij de vrucht zich niet ontwikkelt in de baarmoeder, doch op een willekeurige plaats in de tuba. De vrucht komt hierbij, behoudens zeldzame uitzonderingen, niet tot volkomen ontwikkeling, doch gaat in het begin der zwangerschap te gronde, waarbij door de bersting van den vruchtzak levensgevaarlijke bloedingen in de buikholte kunnen optreden.
Aandoeningen van de eierstokken (ovaria) berusten op ontsteking of op de vorming van gezwellen, terwijl een enkele maal is geconstateerd, dat zich een zwangerschap ontwikkelde in den eierstok.
De ontsteking komt alweer ’t meeest tot stand door gonorrhoische of andere infectie en openbaart zich door zwelling, pijnlijkheid, soms abscesvorming van den betrokken eierstok. Vooral de gonorrhoische infectie van de ovaria en ook van de tubae, die meestal samen in ’t proces betrokken worden, is van hardnekkigen aard en de bron van eindeloos lijden voor de patiënte, afgezien nog van het feit, dat het zieke ovarium niet in staat is zijn physiologische functie te volbrengen.
Dikwijls veranderen de eierstokken in grootere of kleinere gezwellen. Het onschuldigst en meest voorkomend zijn de ovariaalcysten, waarbij het ovarium zich langzamerhand uitzet tot een dunwandigen, met helder of slijmerig vocht gevulden zak. Deze cysten kunnen soms een reusachtige groote bereiken en 10, 20 liters of nog grooter inhoud hebben. Een eigenaardige vorm van gezwellen zijn de dermoïdcysten, waarbij het ovarium veranderd blijkt in een zak, gevuld met een zalfachtige massa, waarin haren, tanden, beendeten enz. worden gevonden, soms in groote hoeveelheid. Dan nog komen voor kwaadaardige aandoeningen van de eierstokken, n.l. kanker en sarcoom.
Het bandapparaat van de baarmoeder, bestaande uit de beide breede banden (ligamenta lata), die zich van den uterus zijwaarts naar den bekkenwand uitstrekken, uit de beide ronde banden (ligamenta rotunda), die van de bovenhoeken der baarmoeder naar het lieskanaal verloopen en uit de ligamenta sacro-uterina, die de baarmoeder met het heiligbeen verbinden, dit bandapparaat, met name de beide breede banden, is vaak de zitplaats van ontstekingsverschijnselen.
Deze ontsteking kan zich in het weefsel der breede banden uitstrekken en deze sterk doen uitzetten. De ontsteking is meestal het gevolg van een infectie tijdens de baring of miskraam. De pelveo-peritonitis, de ontsteking van het bekken-celweefsel buiten de baarmoeder en haar bandapparaat, is soms van tuberculeuzen aard.
Gezwellen van het bandapparaat komen zeer zelden voor en zijn steeds van goedaardige natuur, afgezien van de boosaardige woekeringen, die van de baarmoeder en eierstokken uit op het bandapparaat overgaan.
C. de functioneele stoornissen van het geslachtsapparaat.
Deze stoornissen hangen ten nauwste samen met den meer of minder abnormalen toestand der geslachtsorganen. Zoo ontbreekt de menstruatie, indien de eierstokken door het een of ander ziekteproces gedegenereerd zijn of is van zwangerschap geen sprake, indien de baarmoeder in ontwikkeling is achtergebleven. De menstruatie kan van heftige pijn vergezeld gaan, al te overvloedig of langdurig zijn onder den invloed van abnormale prikkels: ingespannen studie, zitende levenswijs, te langdurig staan (winkeljuffrouwen), bloedarmoede; ook wel ontbreken of te gering zijn.
In alle gevallen zal de geneesheer bij gestoorde menstruatie de oorzaak zoeken en dikwijls zal hij er in slagen, hetzij door een locale behandeling, hetzij door een doelmatige levenswijze de stoornis te verhelpen.
Zijn de eierstokken, de eileiders of is de baarmoeder ziek, dan is onvruchtbaarheid het gevolg en zal genezing van het betreffende orgaan soms de onvruchtbaarheid opheffen. Doch niet zelden is een huwelijk onvruchtbaar zonder dat er bij de vrouw of bij den man eenigerlei afwijking wordt aangetroffen. In dit geval is er van doeltreffende behandeling natuurlijk geen sprake en moet men de genezing aan den tijd overlaten, die intusschen, zooals niet zelden blijkt, soms wonderen doet en nakomelingschap brengt, wanneer deze reeds in ’t geheel niet meer verwacht werd. Zie overigens bij de afzonderlijke organen.