Deglutitio, het proces, waarbij vaste of vloeibare lichamen uit den mond in de maag worden gebracht; het S. bestaat uit een reeks van aanvankelijk willekeurige, vervolgens onwillekeurige spiersamentrekkingen.
Eerst wordt n.l. de spijsbrok door de tong naar achter gewerkt, daarna door het dalen van het weeke verhemelte (waarbij tegelijkertijd de weg naar de neuskeelholte wordt afgesloten) in de keel geduwd en ten slotte door de kringspieren van den slokdarm (daarbij geholpen door de zwaartekracht) naar beneden gedreven tot in de maag. Bij het slikken wordt tegelijkertijd de ingang van het strottenhoofd afgesloten, doordat het strotteklepje zich daartegen legt; is dit slechts onvolkomen het geval, zoodat toch een deel der spijzen in de luchtwegen terecht komt, dan spreekt men van verslikken. Vooral ziet men dit veelvuldig geschieden bij halfbewustelooze personen (bij zware koortstoestanden, enz.); daar hier tevens de reflectorische opwekking van den hoest (die voor de uitdrijving der in de longen geraakte deelen noodzakelijk is), meestal niet of onvoldoende tot stand komt, worden deze in de luchtwegen binnengedrongen stoffen niet behoorlijk verwijderd en veroorzaken zij door de hen vergezellende ziektekiemen ontstekingsprocessen in de long, slikpneumoniën. Stoornissen in het slikken kunnen of van zuiver nerveusen aard zijn, of berusten op een of anderen vorm van keelontsteking, of veroorzaakt worden door verlamming (geheel of gedeeltelijk) der slikspieren. Dit laatste is meestal het gevolg van aandoeningen van het centrale zenuwstelsel, met name van het verlengde merg. Slikkrampen treft men voornamelijk aan bij hondsdolheid.