de vrij of in een vlies opgesloten, in alle dierlijke en plantaardige organismen voorkomende stof, waarin het leven zijn zetel heeft, het wezenlijke bestanddeel van iedere cel (afgezien van de kern), en dus de physische drager van het leven; is taai-vloeibaar, samentrekbaar, voedt zich en vermenigvuldigt zich. De meeste onderzoekers nemen tegenwoordig aan, dat P. bestaat uit een net van samentrekbare draden, in welks mazen zich een vloeistof bevindt.
Sommige dieren bestaan uitsluitend uit een naakte P.-massa (b.v. Protozoën). P. bestaat uit eiwitzelfstandigheid en op zijn scheikundige en overige veranderingen berusten bijna alle levensverschijnselen. Elk dier, ook het hoogste, ontstaat uit een protoplasmaklompje.Het Protoplasma van elke soort volgt zijn eigen ontwikkelingsgang, en gedurende dezen treden zeer duidelijke verschillen op, welke aantoonen dat er in de oorspronkelijke P.-massa reeds verschillen moeten bestaan hebben, die evenwel met de tegenwoordige middelen van waarneming niet zijn te ontdekken. De meest opvallende eigenschap van het dierlijke P. is zijn geschiktheid om amoeboïde bewegingen uit te voeren en, dikwijls zonder waarneembare uitwendige oorzaak, van vorm te veranderen, een eigenschap, die het gemeen heeft met het P. van vele planten. Zoo kan het derhalve niet verwonderen, dat er onder de lagere organismen vele zijn, die op den eersten aanblik voor dieren gehouden worden, omdat zij zich bewegen, maar die bij nader onderzoek blijken, tot het plantenrijk te behooren. Men neemt deze amoeboïde bewegingen slechts waar binnen bepaalde temperatuursgrenzen; ook vochtigheid en zuurstofgehalte zijn van invloed op de bewegingen, die door chemische, mechanische, electrische prikkels kunnen worden opgewekt.