Gepubliceerd op 14-06-2022

Lymphe

betekenis & definitie

Lat., melksap, chylus, voedingsvocht, een uit het bloed afkomstig vocht, dat aan de organen voedingsstoffen afgeeft, verbruikte stoffen eruit opneemt, en vervolgens door een uitgebreid stelsel van ruimten en kanalen weer in het aderlijk stelsel terugvloeit. De L. heet naar de plaats, waar zij zich bevindt, beurtelings voedingsvocht, lymphe en chylus.

Voedingsvocht heet meer bepaaldelijk de L., die in de organen de fijnste tusschenruimten vult en de cellen omspoelt; het is afkomstig uit het bloed, dat in de haarvaten rondstroomt en van welks vloeistof een gedeelte door de drukking, die uitgaat van het hart, door de wanden der haarvaten wordt geperst. Uit de bedoelde kleine tusschenruimten komt het in grootere, door het bindweefsel gevormde ruimten, welke overgaan in kanalen met eigen wanden; zoodra het voedingsvocht in deze ruimten treedt, ontvangt het den naam van lymphe; de genoemde kanalen heeten lymphevaten. Chylus of darm-L. is de L. welke zich naar de lymphevaten van het darmscheil begeeft; de chylus is tijdens de spijsvertering door de daarin zwevende vetbolletjes melkachtig wit en troebel. De L. heeft een soortelijk gewicht van 1.01 tot 1.04 en reageert alkalisch; buiten het lichaam stolt zij in een kwartier tijds evenals bloed, onder vorming van een koek (die bestaat uit vezelstof en witte bloedlichaampjes) en vloeibaar lympheserum. De I. heeft in de huishouding van het organisme een groote beteekenis. Het bloed komt met de cellen der organen en weefsels, waaraan het voedende stoffen in ruil tegen gebruikte moet afgeven, nergens in onmiddellijke aanraking, maar het zendt door de wanden der haarvaten heen een vocht, dat zich in de weefsels verspreidt en deze omspoelt.

Dit vocht (het bovenbedoelde voedingsvocht of weefselvocht) bevat alle bestanddeelen van het bloed, behalve de roode bloedlichaampjes; hieruit putten de cellen der organen en weefsels de voedingsstoffen, die zij behoeven en geven hunnerzijds verbruikte stoffen (stofwisselingsproducten) er aan af, voor zoover deze niet rechtstreeks door de wanden der haarvaten heen, in 't bloed overgaan. De wortels of aanvangspunten van het lymphevaatstelsel bevinden zich overal, waar door de haarvaten heen voedingsstoffen in vloeibaren staat de weefsels binnen dringen. De aanvankelijk uiterst fijne kanalen van het lymphevaatstelsel smelten ineen tot grootere en deze tot weer grootere, die veelal den loop der bloedvaten volgen en eenzelfde maaksel hebben als de aderen; zij zijn evenals deze van klepvliezen voorzien, die een terugvloeien van het lymphevocht beletten. Zoodra het voedingsvocht in het lymphevaatstelsel komt, krijgt het den naam van L.De hoeveelheid lymphe, die door de lymphevaten wordt opgezogen, moet in normale omstandigheden gelijk zijn aan de hoeveelheid bloedvloeistof, die als weefselvocht uit de haarvaten treedt. Voeren de lymphevaten minder af dan de haarvaten uitzweeten, dan treedt een ophooping van weefselvocht in en ontstaat zuchtige zwelling of waterzucht der weefsels.

De L. van de beenen, van buik en borst en hun ingewanden, van den linkerarm en van de linkerhelft van het hoofd komt in de borstbuis (Ductus thoracicus), die uitmondt in de linker sleutelbeenader.

De veel kleinere rechter lympheaderstam (Ductus thoracicus minor s. dexter of truncus lymphaticus dexter) neemt de L. van den rechterarm en de rechterhelft van het hoofd op en voert deze naar de rechter sleutelbeenader. Het lymphevaatstelsel staat dus op twee plaatsen in rechtstreeksch verband met het aderlijke bloedvaatstelsel, zoodat de uit de organen en weefsels terugkeerende L. en de van het voedsel afkomstige chyl zich met het bloed vermengen kunnen. Op verschillende plaatsen, hals, okselholte, elleboog, liesstreek, knieholte, darmwand, darmscheil enz. zijn in het lymphevaatstelsel, gelijk filters, de lympheklieren ingeschakeld. De drijfkracht die de L. voortstuwt naar de plaatsen, waar zij zich in het aderlijk bloed uitstort, is de drukwerking, door de weefselspanning (turgor) uitgeoefend op het voedingsvocht; door dezen druk wordt het voedingsvocht in de lymphevaten gedreven. Deze weefselspanning berust op het feit, dat het voedingsvocht door den bloeddruk door de wanden der haarvaten heen in de weefsels geperst wordt, waardoor deze zich uitzetten, gepannen worden. Aangezien nu de bloeddruk een gevolg is van de werking van het hart, gaat de drijfkracht voor de L. in laatste instantie eveneens van het hart uit.

De verdere beweging der L. komt dan tot stand door de samentrekking der lymphevaten, alsmede door de zuigwerking, welke de beweging der borstkas op de L. uitoefent. Bij sommige dieren bestaan nog bovendien rhythmisch zich samentrekkende holten (z.g. lympheharten). De hoeveelheid L., die bij den mensch dagelijks in het bloed terugvloeit, wordt op 1—2 liter geschat.

De scheikundige samenstelling der L. is wisselend en verschilt ook naar gelang de L. uit het eene of andere orgaan afkomstig is. In het algemeen bevat de L. dezelfde stoffen als het plasma van het bloed, maar in eenigszins andere verhouding. De lymphecellen of lymphelichaampjes, waarvan er 10—20.000 in een kubieken millimeter L. voorkomen, zijn identisch met bepaalde vormen der witte bloedlichaampjes.

< >